Signaalwoorden (versterking) Flashcards
1
Q
Erst recht
A
Pas echt
2
Q
Gar
A
Al helemaal
3
Q
Nicht nur
A
Niet alleen
4
Q
Sogar
A
Zelfs
5
Q
In der Tat
A
Inderdaad
6
Q
Zumal
A
Vooral