Short Stories in Dutch Story 1 words Flashcards
1
Q
Gek
A
Crazy
2
Q
loempia
A
Spring roll
3
Q
Voorberelding
A
Preparation
4
Q
Uitwisselingsstudent
A
Exchange Student
5
Q
elektricien
A
Electrician
6
Q
Bedrijf
A
Company
7
Q
Doel
A
Goal
8
Q
Berelken
A
to reach
9
Q
aanmoedigen
A
to encourage
10
Q
verbaasd
A
surprised
11
Q
douchen
A
shower
12
Q
luchthaven
A
airport
13
Q
stapeltje
A
a small wad of
14
Q
bankbiljet
A
bank note
15
Q
sparen
A
to save (money)
16
Q
glimlachen
A
to smile
17
Q
op weg gaan naar
A
to head for, to set off
18
Q
nerveus
A
nervous
19
Q
onspannen
A
relaxed
20
Q
knuffel
A
hug
21
Q
zwaalen
A
wave
22
Q
gedag
A
hello/goodbye
23
Q
opstijgen
A
to take off
24
Q
wang
A
cheek
25
verlegen
shy
26
stil
quiet
27
aardig
nice
28
gebruikelijk
easy
29
vergelijkeen
to compare
30
openbaar vervoer
pubplic transport
31
(zich) zorgen maken
to worry
32
wakker worden
to wake up
33
neem me niet kwalijk
excuse me
34
rechtstreeks
direct
35
geheugen
memory
36
besluiten
to decide
37
vrolijk
cheerful
38
als een gek
like a mad person
39
opgelaten
embarrassed
40
nodig hebben
to need
41
het kan me niet scheien
I don't care
42
contant geld
cash
43
doodmoe
extremely tired
44
ingang
entrance (the in gang)
45
uitgang
exit (the out gang)
46
verlaten
to leave
47
waarschijnlijk
probably
48
oplossing
solution
49
vrachtwagen
truck
50
wijzen
to admit
51
noedels
noodles
52
geweldig
great
53
snelweg
highway/freeway
54
plotseling
suddenly
55
lets snappen
lets do something
56
bezorgd
concerned
57
verstoppen
to hide, or max verstappen when he finishes a race
58
wat is er aan de hand?
whats happening/the matter?
59
geluk
luck
60
toeval
coincidence
61
omdraalen
turn around
62
beslissing
decision
63
verdieping
floor
64
lot
fate
65
oplader
charger
66
eindelijk
finally
67
belangrijk
important
68
geschokt
shocked
69
onmogelijk
impossible
70
uitleggen
to explain
71
ongandig
awkwardly, awkward
72
vieren
to celebrate
73
in lachen uitbarsten
burst out laughing
