SE1 5havo formules en begrippen Flashcards

1
Q

eigendomsrecht

A

In het eigendomsrecht wordt de wettige eigenaar vastgesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

patent/octrooi

A

In een patent of een octrooi worden ideeën of uitingen vastgelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

chartaal geld

A

Tastbaar geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

giraal geld

A

Geld wat vaststaat op een bank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

exogene factoren

A

De vraag naar producten hangt af van exogene factoren (zoals het weer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

f: consumentensurplus

A

lengte x breedte : 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

f: prijselasticiteit

A

vraag% : prijs%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

f: inkomenselasticiteit

A

vraag% : inkomen%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

productiefactoren

A

kapitaal, arbeid, natuur en ondernemerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

f: totale kosten

A

som van alle vaste en variabele kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

f: gemiddelde totale kosten

A

totale kosten : aantal producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

f: gemiddelde variabele kosten

A

variabele kosten : aantal producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

progressief variabele kosten

A

Gvk stijgt bij groter aantal producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

proportioneel variabele kosten

A

Gvk blijft hetzelfde bij groter aantal producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

degressief variabele kosten

A

Gvk daalt bij groter aantal producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

f: gemiddelde constante kosten

A

vaste kosten : aantal producten

16
Q

f: marginale kosten

A

extra totale kosten : aantal producten

17
Q

f: gemiddelde opbrengst

A

totale opbrengst : aantal producten

18
Q

f: marginale opbrengst

A

extra totale opbrengst : aantal producten

19
Q

f: winst

A

TO - TK

20
Q

punt: maximale winst

A

MO = MK

21
Q

punt: break-even point

A

TO = TK

22
Q

punt: maximale opbrengst

A

MO = 0

23
Q

homogeen product

A

Consument ziet geen verschil in versies

24
Q

heterogeen product

A

Consument ziet verschil in versies

25
Q

volkomen concurrentie

A

Veel aanbieders, homogeen product, lage toetredingsdrempel, lage winst

26
Q

monopolistische concurrentie

A

Redelijk veel aanbieders, heterogeen product, vrij lage toetredingsdrempel, vrij lage winst

27
Q

homogeen oligopolie

A

Weinig aanbieders, homogeen product, gemiddelde toetredingsdrempel, vrij hoge winst

28
Q

heterogeen oligopolie

A

Weinig aanbieders, heterogeen product, gemiddelde toetredingsdrempel, vrij hoge winst

29
Q

monopolie

A

1 aanbieder, hoge toetredingsdrempel, hoge winst

30
Q

externe effecten

A

Effecten buiten de markt om die invloed hebben op producten binnen de markt

31
Q

f: risico

A

kans x schade

32
Q

f: reële rente

A

(100% + reële rente) : (100% + inflatie) x 100 - 100

33
Q

averechtse selectie

A

Alleen mensen met een hoog risico sluiten de verzekering af

34
Q

moral hazard

A

Mensen worden roekeloos: ze nemen veel risico’s, want zij betalen de schade toch niet