Se Laver (zich Wassen) Flashcards
1
Q
Tu te laves
A
Jij wast je
2
Q
Il/elle se lave
A
Hij/zij wast zich
3
Q
On se lave
A
Men wast zich/we wassen ons
4
Q
Nous nous lavons
A
Wij wassen ons
5
Q
Vous vous lavez
A
Jullie wassen je/u wast zich
6
Q
Ils/elles se lavent
A
Zij wassen zich
7
Q
Je me lave
A
Ik was me