SDEN 3 - Omgaan met wijn Flashcards

1
Q

Met welke 4 factoren omschrijven we smaak?

A

1 Basissmaken : zoet, zuur, bitter, zout, umami
2 Smaakintensiteit : veel, gemiddeld, weinig
3 Mondgevoel / structuur : zacht, strak, stevig, stroef
4 Smaaktypen / aroma’s : primair, secundair, tertiair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekent retronasaal?

A

Dat geur achterlangs in de neus komt door zuurstof langs een slok in de mond naarbinnen te zuigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat kunnen we met de tong en het zachte verhemelte waarnemen?

A

Basissmaken
Structuur
Temperatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor ontstaan primaire, secundaire, tertiaire aroma’s? Noem wat voorbeelden.

A

primair : van de druif zelf (fruit, bloemen, kruiden)
secundair : tijdens de vergisting (bv rijpe appel, tropisch fruit, anijs, ook noten, boter, gist/brood)
tertiair : als gevolg van rijping (bv aards, bosgeur, gedroogde vruchten, specerijen, truffel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zegt een al dan niet intense geur?

A

Of de wijn van aromatische druiven is gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent een paarsrode kleur?

A

jonge wijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zegt transparantie?

A

Transparant betekent meestal fris en fruitig (niet altijd!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarop duiden tranen?

A

hoog alcohol- of suikergehalte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zegt een milde tot droge smaak over het suikergehalte?

A

Kan zijn dat er weinig restsuiker in zit, maar dan zit er ook weinig zuur in (anders zou de wijn strakdroog worden).
Het kan ook betekenen dat er restsuiker in zit, met ook een hoger zuurgehalte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer zeggen we dat een wijn zacht smaakt?

A

Als er weinig zuren, weinig of rijpe tannines, en/of weinig restsuiker in zit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer vinden we een wijn strak?

A

Met veel zuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer vinden we een wijn stevig?

A

met veel tannines of looizuur van druif en/of rijping in nieuw hout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer vinden we een wijn stroef?

A

(te) veel tannine of tannine uit onrijpe druiven; dat kan een bittere smaak achterlaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer gebruik je een speciale lemmetontkurker en hoe?

A

Bij oude wijn waarvan de kurk poreus kan zijn. Die kan uitelkaar vallen bij gebruik van een gewone kurkentrekker. De lemmets zet je tussen kurk en flessenhals, eerst de lange dan de korte. Met een draaiende beweging haal je de kurk eruit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe ontkurk je mousserende wijn?

A
  1. haal de capsule er af
  2. draai de muselet los (5x), maar laat die om de kurk hangen
  3. leg je hand stevig op de kurk met muselet
  4. draai de fles (dus niet de kurk)
  5. kurk komt dan langzaam omhoog, houdt hem vast tot hij eruit is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voor welke wijn gebruik je een flute (als glas)?

A

voor lichte, frisse, fruitige jonge mousserende wijn (bv geproduceerd met tankmethode, ook eenvoudige cremant, cava en champagne)

17
Q

Wanneer gebruik je géén flûte bij mousserende wijn?

A

als deze complexe rijpingsaroma’s heeft; deze heeft nl. zuurstof nodig om zich te ontwikkelen. Hoe complexer de wijn, hoe breder het glas.

18
Q

Bij welke wijn gebruik je een glas met wijde kelk?

A

Bij licht, fruitig rood

19
Q

Bij welke witte wijn gebruik je een glas met relatief brede maar korte kelk?

A

vol wit met houtrijping

20
Q

Bij welke wijn mag de kelk wat kleiner zijn?

A

rosé, ook port

21
Q

Wat is karafferen en bij welke wijn doe je dit?

A

In een karaf laten ‘plonzen’, waardoor er zuurstof bij komt. Daardoor wordt hij geuriger, voller en zachter. Dit doe je vooral bij wijn die nog niet op dronk is waardoor hij wat stroef kan zijn

22
Q

Wat is decanteren en bij welke wijn doe je dit?

A

voorzichtig overschenken; dit doe je bij (doorgaans oude) wijn waarin bezinksel zit van vaste deeltjes die zich tijdens de rijping hebben ontwikkeld. Zet daarom wel de wijn eerst een dag of langer rechtop, zodat de deeltjes naar de bodem zakken.

23
Q

Hoeveel tijd in de koelkast brengt een wijn van 22 terug naar 15 graden?

A

ca 1 uur

24
Q

Hoeveel tijd in een emmer met ijs of koelmanchet brengt een wijn van 22 terug naar 15 graden?

A

ca 10 min

25
Q

Wat doet een lagere temperatuur met wijn?

A

frisser, strenger, minder zoet; soms ook vlakker en meer gesloten

26
Q

Wat doet een hogere temperatuur met wijn?

A

voller, zachter (en zoete wijn zoeter)

27
Q

Welke temperatuur past over het algemeen bij mousserende wijn? (wat betekent dat qua koeltijd en -plek?)

A

7 - 9 graden = recht uit de koelkast

28
Q

Welke temperatuur past over het algemeen bij fris, fruitig wit? (wat betekent dat qua koeltijd en -plek?)

A

9 - 11 graden = 15 min voor gebruik uit de koelkast

29
Q

Welke temperatuur past over het algemeen bij vol (houtgerijpt) wit? (wat betekent dat qua koeltijd en -plek?)

A

12- 15 graden = 1 uur tevoren uit de koelkast of half uur voor gebruik erin

30
Q

Welke temperatuur past over het algemeen bij rosé? (wat betekent dat qua koeltijd en -plek?)

A

9 - 11 graden = 15 min voor gebruik uit de koelkast

31
Q

Welke temperatuur past over het algemeen bij licht, fruitig rood? (wat betekent dat qua koeltijd en -plek?)

A

12- 15 graden = 1 uur tevoren uit de koelkast of half uur voor gebruik erin

32
Q

Welke temperatuur past over het algemeen bij krachtig rood? (wat betekent dat qua koeltijd en -plek?)

A

16 - 18 graden = uit een koele ruimte

33
Q

Welke temperatuur past over het algemeen bij zoete wijn? (wat betekent dat qua koeltijd en -plek?)

A

8 - 10 graden = recht uit de koelkast

34
Q

Welke temperatuur past over het algemeen bij versterkte wijn? (wat betekent dat qua koeltijd en -plek?)

A

14 - 16 graden = = 15 min voor gebruik IN de koelkast

35
Q

Wat zijn voorwaarden om wijn goed te bewaren en waarom?

A
  • Tussen 10 - 13 graden is mooist; hoe hoger de temperatuur, hoe sneller de wijn ontwikkelt.
  • constante temperatuur (schommelingen van > 5 graden doen de kurk krimpen/uitzetten)
  • donker : licht laat verouderingsproces sneller verlopen en is slecht voor de kleur
  • lichtvochtigheid 70 - 90% : voorkomt dat de kurk uitdroogt
  • ventilatie : om lucht fris te houden (kurk laat geurtjes door)
  • rust : heftige bewegingen beschadigen moelculen in de wijn (niet trillen, zo min mogelijk verplaatsen)