Schrijfmotoriek Flashcards

1
Q

Wat zijn de voordelen van het schrijven t.o.v. het typen volgens wetenschappelijk onderzoek?

A
  1. Kinderen herkennen de letters beter wanneer ze deze schrijven.
  2. Kinderen kunnen beter spellen
  3. Schrijven heeft een andere invloed op de cognitieve functies dan typen op een toetsenbord: beïnvloed de schrijf- én leesvaardigheid.
  4. Relatie tss schrijven en leren lezen: kinderen die leren lezen via een computer hebben meer leesproblemen dan kinderen die al kunnen schrijven en dan pas leren lezen.
  5. Het leren van de visuele vorm van de letter en de auditieve weergave (grafemen en fonemen): wordt ondersteund door het voelen en uitvoeren van het motorische programma van de letter: het schrijven zorgt voor bredere en intensievere hersenactiviteit.
  6. Wie schrijft verwerkt en structureert al de info.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een psychomotorische activiteit?

A

Schrijven is een vorm van bewegen. –> Het technische aspect van schrijven (de grafemen vormen).
Verder heeft schrijven ook een inhoudelijk aspect: 3 functies:
1. Conceptualiserende/begripsvormende functie: een to-dolijstje, spiekbriefje, notities…
2. Expressieve functie: we schrijven om uit te drukken wat er in ons omgaat. De schrijver uit zich.
3. Communicatieve functie: we delen iets mee aan anderen. (Ervaringen, gedachten…). Dit vervangt de mondelinge mededeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg uit waarom schrijven een psychomotorische activiteit is:

A

Schrijven is meer dan een fijnmotorische activiteit, namelijk motorisch-intentioneel bewegen. We zetten ons lichaam en bewegingen doelgericht in om een specifiek, vooraf bepaald doel te bereiken.
Er is samenwerking nodig van:
- de MOTORISCHE aspecten (de spieren, zenuwstelsel, gewrichten),
- de COGNITIE (het doel, de wijze waarop..),
- de SOCIALE aspecten (met wie, aan wie, alleen, met anderen?…)
- de EMOTIONELE component (hoe voel je je erbij, past je houding en bewegingen aan je emotionele beleving?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de psychomotorische driehoek?

A

—————————-Lichaam (motoriek)

Emotie ——————————————————- Kennis
Sociaal——————————————————— Cognitie
Affectieve

Deze 3 componenten zijn met elkaar voortdurend in interactie. Vandaar de psychomotorische driehoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Overzicht geven van de schrijfboom: 3 hoofddelen: wortels, takken en bladeren. De grote onderdelen van deze kunnen geven.

A

Net als bij een boom is het belangrijk dat de wortels (de fundamenten) stevig verankerd zijn. Zij vormen de basis voor de verdere ontwikkeling.
WORTELS:
* Lichaam: Grootmotorische en fijnmotorische vaardigheden ontwikkelen.
* Lichaamshouding en evenwicht
TAKKEN van de boom:
* Lateralisatie
* Handvaardigheid (fijnmotorische oog-handcoördinatie)
* Ruimtelijke oriëntatie (omgaan met ruimte)
* Ritmegevoel (omgaan met tijd)
* Visuele vaardigheden (ooghandcoördinatie, visuomotorische ontwikkeling)
* (Auditieve vaardigheden)
BLAADJES van de boom:
* Specifieke schrijfvaardigheden
* Doelen

Elke leerlijn kan in kleine leerlijnen onderverdeeld worden. (De grote tak vertakt in kleine takken en uiteindelijk blaadjes).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 3 ontwikkelingsperioden voor ontluikend schrijven op school?

A
  1. Ontluikend schrijven (kleuterschool)
  2. Aanvankelijk schrijven (1e & 2e leerjaar)
  3. Voortgezet schrijven (vanaf 3e leerjaar).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is ontluikend schrijven?

A

Ontluikend schrijven en niet voorbereidend (lijkt alsof ze het nu nog niet kunnen).
Ontluikend schrijven: de 3 componenten: motoriek, cognitie en sociaal-emotioneel.
MOTORIEK: (Psyhomotoriek): de schrijfboom van krullenbol.
COGNITIE: kind krijgt inzicht in schrijfmotorisch handelen. (Schrijfhand, schrijfgerei, goede schrijfhouding, schrijfblad positioneren, lichaamsbesef).
SOCIAAL-EMOTIONEEL: goesting om te schrijven. Krabbels worden geschreven/getekende boodschappen. Beleven plezier aan schrijven, uiten van gevoelens en gedachten…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is aanvankelijk schrijven?

A

Dit is de periode (1e&2e lj) waarin alles wordt aangeleerd. (Eerst de kleine letters, makkelijkere verbindingen om dan over te gaan naar hoofdletters en moeilijkere verbindingen, leestekens, rekentekens…).
(Sommige lees- en schrijfmethodes worden gecombineerd: zowel een bepaalde letter leren lezen en schrijven).(

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het voorgezet schrijven?

A

Dit is de periode (vanaf 3e lj) waarin kinderen kinderen ervaren dat het handschrift een middel is om gedachten op papier te zetten (conceptualiseren), om zich uit te drukken (expressie) en met iemand te communiceren (communicatie).
Nu oefenen en herhalen ze om het handschrift te automatiseren. Schrijftempo wordt versnelt en vormgeving wordt verfijnt. Het eigen handschrift ontwikkeld zich nu.
Nadruk op: leesbaarheid, regelmaat en tempo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de 4 lateralisatieniveau’s die belangrijk zijn in de ontwikkeling van het schrijven?

A
  1. Lateralisatie op niveau van het LICHAAM: ontdekken dat je lichaam uit 2 kanten bestaat.
  2. INTERMANUELE lateralisatie: Voorkeurshand ontwikkelen tov steunende hand.
  3. Leren KRUISEN van de MIDDENLIJN: vlot heen en weer werken over de middenlijn.
  4. INTRAMANUELE lateralisatie: ontwikkeling van de steunende kant en de bewegende kant in de schrijfhand.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is lateralisatie op niveau van het lichaam?

A

De ontwikkeling van het ervaren van de verschillen tussen links en rechts. (ook boven, onder, voor en achter). Dit gaat samen met oriëntatie van je lichaam in ruimte en oriëntatie van objecten. —> Goed doorvoelen van de drie lichaamsassen. Je vormt een vast referentiepunt –> zo kan je je goed oriënteren.
Wanneer je goed beseft wat links en rechts is, wordt er pas bewustzijn van het midden gevormd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is intermanuele lateralisatie?

A

2 handen: –> voorkeurshand en steunhand.
Voorkeurshand specialiseert zich in de bewegende functie. Steunhand –> steunende functie.
4-6mdn: bimanueel manipuleren op middenlijn
3-4/6jaar: voorkeurshand wordt stabiel en ontwikkelt zich als meer bewegende hand.
4-6jaar: niet voorkeurshand ondersteunt en ontwikkelt zich meer als steunende hand.
3-6 jaar: je beide handen leren samenwerken, elk vanuit die eigen taak.
5-8jaar: functiewisseling: je beide handen leren elkaars taken op een vlotte manier overnemen.

Soms: jong kind moeilijk met bepaalde taak (steunende en bewegende hand) zullen de functies tussen die twee handen wisselen (bv. uitknippen figuur).
Tips: vouwen: origami, brief in 4 en in envelop steken…, hoge toren bouwen, cirkel uitknippen, eten met mes en vork…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg uit: leren kruisen van de middenlijn:

A

Vanzelfsprekend en automatisch kruisen van de middenlijn van het lichaam. (Tijdens het werken aan tafel, lezen, schrijven,….)
–> is de basis voor het ontwikkelen van een flexibele werkrichting –> kind werkt spontaan en standaard 1 kant op. (De westerse links-rechtsrichting).
Middenlijn = vertrekpunt. en zo naar buiten werken.

ANKERS in ontwikkeling:
Stap 1: heen en weer werken aan een kan van middenlijn = UNILATERAAL/eenzijdig werken. (Rechterhand rechts, linkerhand links). Middenlijn wordt niet gekruist!
Stap 2: vanuit de werkhand leren de ML kruisen (tussen 4 en 6 jaar). –> voorkeurshand rechts –> kind zal van rechts naar links werken in deze stap. KOMT GOED.
Stap 3: de tegenrichting over de middenlijn = natuurlijke voorkeurrichting: stopt aan de middenlijn.
Stap 4: heen en terug werken: richting en tegenrichting: je ervaart beide richting en
Stap 5: aannemen van de westerse cluturele werkrichting. (vlot heen en weer kunnen werken, het begrijpen en aanvoelen). Je kan vlot in beide richtingen werken, maar je neemt de richting aan die afgesproken is in de cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg uit: intramanuele lateralisatie:
Hoe observeren en hoe stimuleren?

A

= het leren samenwerken van de bewegingsfunctie van de hand aan de duimzijde en de steunfunctie aan de pinkzijde. –> de lateralisatie binnen je hand. Zowel voorkeurshand als niet voorkeurshand (denk aan typen).

Observeren?: lange lijn trekken, kleine voorwerpen laten oprapen en tijdens oprapen laten vastnemen (pink, ring- en middenvinger houden vast, duim en wijsvinger rapen op).

Stimuleren?: kleine vormen inkleuren, lijnen trekken, natekenen geometrische figuren, bandje-lint-kraal-ding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de belangrijke ontwikkelingslijnen bij handvaardigheid?

A

Handvaardigheid = nauw verbonden met lateralisatie en pengreep.

4 ontwikkelingslijnen:
1. Verfijnen van de handsturing
2. De ontwikkeling van het eenhandig grijpen en de opponeerbare duim
3. Het ontwikkelen van de steunfunctie in de bewegende hand (intramanuele lateralisatie)
4. Het ontwikkelen van de manipulatiemogelijkheden in je hand die instaan voor handigheid of praxie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is ruimtelijke oriëntatie: leg dit uit in functie van de ontwikkeling van de schrijfmotoriek.

A

Bestaat uit 5 onderdelen:
- Oriëntatie binnen je eigen lichaam
- Oriëntatie van jezelf in de ruimte
- Oriëntatie van een voorwerp t.o.v. jezelf als referentiepunt
- Oriëntatie van voorwerpen of afbeeldingen t.o.v. elkaar.
- Verandering in oriëntatie van voorwerpen op afbeeldingen.

Bij schrijfmotoriek is het belangrijk dat kinderen begrippen zoals boven en onder leren kennen, eerst op niveau van het eigen lichaam (bv hou een bal boven je hoofd). Om te kunnen eindigen met de transfer van de begrippen op bv. een blad, als we boven zeggen bij schrijven, bedoelen we niet dat we een blad boven ons hoofd houden om zo te schrijven, maar bovenaan het blad. Dit moet een kind leren. Het is het omgaan met plaats, richting afstand en bewegingsbanen.

17
Q

Wat is ritmegevoel: leg uit in functie van de ontwikkeling van de schrijfmotoriek:

A

schrijven = ritmisch bewegen op papier.
Afwisseling tussen bewegen en niet bewegen, versnellen en vertragen.

Bv. guirlande: de opgaande beweging, gaat trager dan de neergaande beweging.
Zigzaggen: een ander ritme (opgaan, even stop, neergaan).

Via schrijfritmiek (schrijfdans/krullenbol) leren kinderen door muziek de samenhang te voelen tussen lichamelijke bewegingen en de bewegingsuitdrukkingen. (start-stop, kort-lang, snel-traag, hoog-laag,…)

Stoppen = moeilijkst! Leren doseren en afremmen.

18
Q

Geef de ontwikkeling van het tekenen geven, in de juiste volgorde en moeilijkheden hierbij uitleggen:

A

2-3 jaar:
1: VERTICALE LIJN: van lichaam weg en naar toe, pen in volle hand, met hevige en ongecontroleerde bewegingen.
2. HORIZONTALE LIJN: van links naar rechts en terug, nog steeds met volle hand, overgave en zonder precisie.
3. CIRKEL: ovalen, bijna gesloten cirkels en rondingen.
4-5 jaar:
4. KRUIS (+): combineren van vert. lijn en horiz. lijn.
5. SCHUINE LIJN (RECHTS): links onder naar rechtsboven en terug.
6. VIERKANT: combinatie van horizontale lijnen en verticale lijnen en kruis (vierhoek, rechthoek, vierkant).
7. SCHUINE LIJN (LINKS): de andere lijn wordt gevonden, nu meer mogelijkheden.
8. SCHUIN KRUIS (x): beide schuine lijnen combineren.
5-6jaar:
9. DRIEHOEK: Combinatie schuine lijn en horizontale rechte lijn.
–> STOP-DRAAI-beweging is moeilijk!

Hoe verder in proces, hoe meer tekenmogelijkheden.

19
Q

Wat zijn de accenten van een goede pengreep?

A
  • Hou je pen vast op ongeveer 2cm boven de penpunt.
  • Bij het schrijven ondersteunt de middenvinger. Wijsvinger = sturend
  • Hou het papier vast met de andere hand
  • Linkshandig: hou pen vast 3 cm boven penpunt. (rest is identiek).
20
Q

Wanneer is het niet nodig om een afwijkende pengreep te remediëren?

A

Als aan volgende criteria allemaal beantwoordt zijn!
- Tempo, motorische vlotheid én leesbaarheid zit goed.
- De pen gestuurd wordt door duim en wijsvinger.
- De pols met pinkmuis losjes op de tafel rusten en meeschuiven.

21
Q

Beschrijf de 3 deelbewegingen van het schrijven?

A
  1. Kleine progressie:
    Van boven naar beneden bewegen vanuit de pols. (om letters te vormen, lussen…)
  2. Grote progressie:
    De verplaatsing van de onderarm rond het draaipunt (elleboog). –> Nodig voor het schrijven van een zin.
  3. Inscriptie:
    De gezamenlijke buiging en strekking van duim en wijsvinger. –> nodig voor rondingen en terugkeerbewegingen van kleine letters.
22
Q

Beschrijf kort en demonstreer de 5 fasen van de pengreep:

A

Fase 1: Grijpreflex naar grijpfunctie hand:
Vuistgreep (duim naast het potlood) pen wordt grofmotorisch (vanuit elleboog of schouder) gestuurd: bewegingen zijn groot, onderarm rust niet op tafel.

Fase 2: Van vuistgreep naar oppositie duim tegenover hand:
Kind leert nu langzaam aan een gebogen duim te maken, over de andere vingers.
(In deze fase is het belangrijk dat een kind pincetgreep oefeningen krijgt, anders blijft een kind tekenen met een duimdwarsgreep.)

Fase 3: Van oppositie duim-hand tegenover afzonderlijke vingers.
Er ontstaat een pincetgreep (tussen duim en elke aparte vinger). Er is nu een ronde opening mogelijk tussen de duim en wijsvinger.

Fase 4: gesteunde driepuntsgreep:
Ontwikkeling van de gelateraliseerde hand: pinkzijde kan rusten en leren schuiven.
- Grote progressiebeweging vanuit de elleboog
- Kleine progressiebeweging vanuit de pols.
Steunfunctie pinkmuis wordt ontwikkeld.

Fase 5: Dynamische driepuntsgreep:
Ontwikkeling van de inscriptiebeweging.
Pinkmuis rust, pols los meeschuiven, wijsvingen en duim –> gezamenlijke strekking en buiging.

23
Q

Wat is het bandje-lint-kraal-ding?

A

Je hebt een bandje voor rond de pols, er hangt een lint aan met een kraal.

Pen-in-bed:
De kraal = kussen –> hierop rusten de vingers (middenvinger - pink).

De pen gaat in bed. Je maakt een vogelbekje met je vingers, legt de pen op het vogelbekje. wijsvinger en duim mogen elkaar niet raken. = dekentje, dekentje

Nu tikken de wijsvinger wakker, die mag niet slapen, die moet rusten.

Hand op tafel (rustend op pinkmuis) en nu gaan we schrijven, tekenen…

Lukt het niet: leg de schuld niet bij het kind, maar eerder aan de verkeerde kleur van bandje.

24
Q

Wat is een goede schrijfhouding en bladligging?

A
  • Natuurlijk opgerichte zithouding (niet stijf rechtop):
    • Stoelhoogte: aangepast aan onderbeenlengte: moeten met de voeten aan de grond kunnen.
    • Tafelhoogte: aangepast aan romplengte: zittend kunnen steunen met onderarmen op tafel.
    • Tafelblad: beetje schuin: vlakke tafel = hoofd teveel buigen
    • Blok onder voeten, helpt kinderen rechtop te zitten.
    • Buik +/- een vuist van de tafel.
  • Bladligging:
    • Bovenhoek: ligt een schrijfhandboek hoog.
    • Voor rechtshandigen: rechterbovenhoek hoogst en linkshandigen omgekeerd.
    • Middenlijn hoeft niet gekruist te worden zo.
    • Niet-schrijvende hand steunfunctie: blad vasthouden.
25
Q

Wat zijn schrijfpatronen?

A

= Bewegingsvormen (basisvormen) die voorbereiden op het maken van letters omdat ze elementen van letters bevatten.

26
Q

Welke schrijfpatronen zijn er belangrijk?

A
  • Korte open guirlandes: korte lussen naar boven
  • Lange open guirlandes: lange lussen naar boven
  • Gesloten guirlandes: Stokken naar boven
  • Lange open arcades: lange lussen naar beneden
  • Combinatie korte en lange lussen naar boven.

(Verder heb je ook nog korte open arcades, ovaal, verbonden ovaal, golfbeweging, zigzagbeweging, schuine lijn, acht (liggend, staand)).

27
Q

Geef didactische tips bij het aanbieden van schrijfpatronen:

A
  • Vertrekken vanuit symmetrische bewegingen: eerst verticale vlak om gradueel over te gaan naar horizontale vlak. (Bv. Bord, schildersezel, schuine tafel, bak met zand, op blad).
  • Oefen regelmatig met liggende achten in elkaar (van schouderbewegingen naar de wijsvinger-duimsturing).
  • Gesteunde ellebogen op tafel: vouwen, kleien (ontspanning houding van schouders en ellebogen).
  • Fijnmotorische doosjes
  • Niet verplichten tot kleiner werken
  • Proces is belangrijker dan product
  • oefen in groepjes van 4 tot 6 schrijfbewegingen.
  • Werk op bredere lijnen
  • Blijf werken aan goede pengreep
  • Oefen op het schuiven met de hand (op A3-blad lijnen trekken van bij naar bloem)
  • Niet te lang = vermoeiend.
28
Q

Wat zijn fijnmotoriekdoosjes? (zie praktijkoefeningen op blz 57 + koppel de doelen aan de oefeningen).

A
  • Duimoppositie-oefeningen
  • Pincetgreepoefeningen
  • Raap het op en verstop het in je hand oefeningen
  • Houd vast en breng naar voren oefeningen
  • Tennisbal pac man opdrachten
29
Q

Geef het stappenplan van schrijfdans

A

Stap 1: Inleidend verhaal, lied of versje om in de sfeer van het thema te komen
Stap 2: Grofmotorische bewegingen in de lucht zonder muziek
Stap 3: Grofmotorische bewegingen in de lucht op muziek
Stap 4: Bewegingen inoefenen op verticaal vlak: bord, papier geplakt op muur… –> kind nog veel ruimte om te bewegen
Stap 5: Bewegingen inoefenen op horizontaal vlak, rechtstaand (zandbak, behangpapier, scheerschuim, verf….): kind nog veel ruimte!-

30
Q

Wat is het stappenplan van krullenbol?

A

Stap 1. Grootmotorisch tussendoortje om in sfeer/thema te komen (beweegkaart).
Stap 2. In de lucht op A3bald meevolgen zonder muziek
Stap 3. Horizontale vlak A3 met vinger zonder muziek
Stap 4. Horizontale vlak A3 met vinger met muziek en met wasco of krijt
Stap 5. Extra: inkleuren of tekening maken (extra schrijfmotoriek).
Stap 6. A4patroonen laten verfijnen en daarbij kijken naar het proces: bovenste nog vanuit pols/elleboog (nog grootmotorisch), dan pols en inscriptie vingers.

31
Q

Wat is de sterkte van Krullenbol tegenover schrijfdans?

A

Krullenbol voorziet:
- Fijnmotorische sturing
- Extra’s rond grootmotorisch opwarmen
- Extra’s rond inkleuren en fijnmotorisch oefenen.