Bewegingsvaardigheden met groot en klein materiaal Flashcards
Waar vind je fundamentele bewegingsvaardigheden terug in het ZiLL?
Ontwikkelingsveld MZgm = Motorische en zintuigelijke ontwikkeling
-> grootmotorisch bewegen.
Er zijn 8 fundamentele bewegingsvaardigheden:
- Stappen, lopen en balanceren
- Springen en landen
- Klimmen, klauteren, kruipen en sluipen
- Glijden of schuiven
- Roteren (met rollen en duiken)
- Zwaaien: hangen, slingeren en schommelen
- Trekken en duwen
- Heffen en dragen
Welke uitbouwmogelijkheden zijn er?
- Arrangement : omgeving die jij creëert.
- Uitvoeringswijze: hoe uitvoeren, welk lichaamsdeel, hoeveel keer, welke richting?
- Sociale interactie: alleen of met (meerdere) partner(s)
Didactiek
- Rustige sfeer
- Denk na over wat er in wedstrijdvormen kan?
- Veiligheid!
- Bij kleuters liggen de accenten vooral op experimenteren met verschillende bewegingsvaardigheden.
Variatie stappen:
Muizepassen, reuzepassen, plechtig, manken, snel traag, richting, laagmakend, eendenpas, onder iets, hoog makend, op de tenen, over hindernissen, op de hielen, op de zijkanten…
Variatie lopen:
snel/traag, verschillende richtingen, huppelpas, galop, parcours (ontwijken van hindernissen), spelvormen
Uit welke fases bestaat springen?
- aanloop
- afstoot
- zweeffase
- landing
4 soorten sprongen
- Steunspringen
- Vrij springen
- Loopspringen
- Touwtjespringen
Soorten steunsprongen
- Hazesprong: handensteun, voeten in zweeffase en omgekeerd. Handen blijven voor de voeten.
- Wendsprong: handensteun op hindernis en voeten passeren de hindernis achter de handen.
- Hurksprong: voeten passeren de hindernis tussen de handen.
3 soorten vrije sprongen:
- Verspringen = afstoten om zo ver mogelijk te springen
- Hoogspringen = afstoten om zo hoog mogelijk te springen
- Af-/dieptespringen = van een verhoogd vlak springen en in evenwicht landen.
Wat is loopspringen?
(Ritmisch) ononderbroken verplaatsen of lage hindernissen overschrijden. (Huppen, huppelen, galopperen, hinken). = Lopen en springen samen.
Afstootvoet loopsprong = voorkeursvoet, hierdoor ontstaat een tussenstap = ritmisch springen
Touwtjespringen?
Afstoten om in herhaling over een schommelend of in een ronddraaiend touw te springen.
Uitdaging voor kleuters: vergt veel coördinatie! (touw over hoofd, juiste moment springen..)
Didactiek springen:
- Diverse vormen van springen (op, van, over, in rond, tussen, door) vroeg af aan een zo ruim mogelijk aanbod van springvormen aanbieden.
- Hoe meer ervaring -> hoe beter men de landing beheerst.
- Peuters: uitdaging om te springen: voorbereidende buig- en strekbeweging en kracht beheersen!
- Concentratie: goed afstoten + veilig landen. KRACHT en RITME -> VEILIGHEID!
- Jonge kleuters -> verspringen, oudere kleuters -> hoogspringen.
- VEILIGHEID:
- Matten
*Niet te lang
*Snel mat verlaten, volgende pas starten wanneer vorige van de mat is.
*Afstootvlak zonder mat - heuphoogte, met mat - borsthoogte - Minitrampoline en springplank: kennismaking met materiaal
- Pas als kleuters vertrouwd zijn met springen: variatie aanbieden (ritme)
- Geen rondslingerende voorwerpen (voeten verzwikken/kwetsen)
*Toversnoer: om hoogte of afstand aan te geven. Niet vastbinden!
Didactiek bij glijden?
Kleine hellingsgraad vertraagt het glijden.
Kinderen kunnen schrik hebben: (snelheid, vallen..) -> hulp verlenen (hand of vasthouden).
Voldoende ruimte!
Beurtrol!
voldoende aandacht voor stoppen
Oefening niet te lang laten duren (zitvlak/handen/voeten warm)
Gevaar voor schuren of geklemd raken!
Kleuters niet met hoofd naar beneden!
Didactief bij zwaaien?
VEILIGHEID!!
Niet te hoog
Hoeveel x pendelen?
- Heenfase voeten uitstrekken, terugfase intrekken
- Zwaaigebied afgebakend
- Kinderen moeten zelf op het toestel plaatsnemen!
- Voldoende ver van elkaar!
- Hoe stoppen? Duidelijk afspreken! (springen, pendelen…) + toestel stil hang en plaats snel verlaten!
Trekken en duwen: didactiek
Speelse manier bijbrengen:
- Klaarzetten van materiaal
- Groot materiaal iets bouwen
-Start met lichte objecten en verhoog gewicht
- Geboden weerstand net in mogelijkheden van kind
- Korte periodes - vermoeidheid - ongecontroleerd gedrag - ongelukken
- Geen bruuske bewegingen, + aandacht voor partner
- niet plots loslaten!
Didactiek bij heffen en dragen
- Kinderen willen soms het object niet afgeven
- voldoende voorwerpen (elk kind iets)
- eerst lichte voorwerpen, daarna zwaardere voorwerpen
- tot welke hoogte.
-Aandacht voor de juiste tiltechniek!
-Geen wedstrijdvorm!
-Differentiëren: niet zwaarder maken! maar omstandigheden moeilijker! Door een klein object op het te dragen object ligt…
Didactiek bij duikelen?
Veiligheid: klein en rond maken! + voldoende draaisnelheid!
Speelse opdrachten in die richting:
- schommeloefeningen (knieën gebogen, ronde rug, kin op borst)
- brede spreidstand
-klein bolletje maken
- hellend vlak is makkelijker daarna op grond
- iets tussen de voeten klemmen -> benen blijven samen tijdens rollen
Welke organisatievormen zijn er?
- Omloop/parcours/circuit
- Hoeken
- Vrije opstelling groot materiaal (vrij bewegingsspel)
- Bewegingsbaan (gelijkaardig aan hoekenwerk)
- Klassikaal
Wat is een omloop?
Organisatievorm waarbij toestellen en ander groot/klein materiaal in bepaalde volgorde oopgesteld worden zodat je automatisch terug bij het beginpunt uitkomt. (Je kan met splitsingen werken)
Wat zijn de voordelen van een omloop?
- Voldoende bewegingsintensiteit
- Overzichtelijk
- Kleuter bepaalt zelf tempo (opstoppingen!)
- Kans tot zelfredzaamheid
- Uiteenlopende vaardigheden
Nadelen van een omloop?
- Specifieke bewegingsopdrachten bij een bepaald toestel: beperkt
- Opstoppingen!
Voorwaarden voor een goede omloop:
- uitnodigend, uitdagend
- Bepaalde richting uitlokken
- Jonge - oude kleuters
- Opstoppingen voorkomen: genoeg splitsingen aanbieden
- Risicovrij/veilig
- Begeleider handen vrij!
Didactische punten bij een omloop:
- Voorbereidingstijd materiaal
- Opwarming in functie van beperkte ruimte en kennismaken omloop
- Kern:
- Experimente: afhankelijk van tijd, afspraken
- Opdrachtronde: demonstratie en bijsturen
-Slot: samen opruimen
Wat is hoekenwerk/bewegingshoeken?
Afgezonderde plaats met opstelling van materiaal die vaardigheden/bewegingsactiviteiten uitlokt.
Hoek kan bestaan uit:
-Omloop
-Bewegingsbaan
- Spel
-Klein materiaal/groot materiaal
-Vrij spel/experimenteren
-Dans
Voordelen van bewegingshoeken?
- Kleine groepjes - vertrouwen
- Variatie vaardigheden
- Overal oefenen
- Differentiatie is makkelijker
- Overzichtelijker
- Keuze voor homogene of heterogene groepjes