Samenvatting Flashcards
Hoeveel lidstaten?
27
Verdragen in chronologische volgorde met belangrijkste ontwikkelingen
Verdrag van Parijs - Oprichting Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
Verdrag van Rome - Oprichting van Europese Economische Gemeenschap (EEG), gemeenschappelijke markt. Oprichting Euroatom.
Fusieverdrag/Verdrag van Brussel - Samenvoeging van de belangrijkse institutionele organen van EEG, EGKS, Euratom, vanaf dat de Europese Gemeenschappen.
(Europese Raad opgericht en Europees Parlement voor het eerst gekozen)
Europese Akte - Plan met concrete maatregelen om in 5 jaar van gemeenschappelijke naar interne markt te gaan. Voor het eerst vermelden van de Europese Raad. Introductie van de samenwerkingsprocedure bij wetgeving (meer zeggenschap Parlement).
Verdrag van Maastricht - Oprichten Europese Unie met drie pijlers, hernoemen EEG naar EG. Introductie van de samenwerkingsprocedure bij wetgeving (gelijke partners). Introductie burgerschap van de Unie, oprichting EMU / Euro.
Verdrag van Amsterdam - Diverse zaken overbrengen van de derde pijler naar de eerste waardoor er meer supranationaal over beslist kan worden (immigratie/asiel).
Verdrag van Nice - Hervormen voor grote uitbreiding. Vanaf nu nog maar één commissaris in de Commissie per lidstaat, verdeling van zetels en aantal zetels in het Parlement, andere weging van stemmen in de Raad.
Verdrag van Lissabon - Samenvoeging pijlerstructuur naar één Europese Unie, gewone wetgevingsprocedure voor de meerderheid van de onderwerpen, Grondrechtenhandvest bindend.
Europese Raad - samenstelling, beslissingsprocedure
Iedere lidstaat staatshoofd of regeringsleider, voorzitter Commissie (geen stemrecht), permanente voorzitter (geen stemrecht)
Beslissen bij consensus (niemand tegen) of soms unanimiteit (iedereen voor) / meerderheid. Besluiten van de Europese Raad zijn niet juridisch bindend.
Europees Parlement - taken
Wetgevend orgaan, controlerende functie op de Commissie (moet vragen beantwoorden, Parlement kan wegsturen) en participeert in de benoeming van de Commissie.
Europees Parlement - verkiezingen
Elke 5 jaar, degressieve vertegenwoordiging, verkiezingsprocedure is nationaal bepaald maar altijd op basis van evenredige vertegenwoordiging.
Raad (van de EU) / Raad van Ministers - samenstelling en taken, besluitvorming
Ministers van de lidstaten, 10 verschillende samenstellingen, wetgevings- en begrotingstaak, gekwalificeerde meerderheid (zie VEU en VWEU)
Europese Commissie - samenstelling, taken, besluitvorming
Een commissaris per lidstaat met onafhankelijke rol, bewaakt uitvoering en naleving van het Unierecht door de lidstaten, uitvoerende rol in wetgeving, enige met recht van initiatief bij wetgevingsvoorstellen, extern vertegenwoordigen van de Unie. Besluiten bij meerderheid, collegiaal orgaan.
Hof van Justitie van de EU - samenstelling
Hof: 1 rechter per lidstaat, kamers van 3, 5 en 15 (grote kamer)
Gerecht: 2 rechters per lidstaat
Zorgen dat EU-recht in alle lidstaten op dezelfde wijze wordt geïnterpreteerd en toegepast, geschillen waarbij EU-instellingen een rol spelen en tussen lidstaten.
Rechtsbronnen van Unierecht
- Primair Unierecht: boven aan de hiërarchie, twee verdragen, bronnen waarnaar wordt verwezen (Handvest, door het Hof erkende ongeschreven rechtsbeginselen die volgen uit de constitutionele tradities van de lidstaten, grondrecht van het EVRM). Bron: primaire wetgever (lidstaten, samen met de Europese Raad).
- Secundair Unierecht: alle wetgeving en bindende rechtshandelingen die door Unie-instellingen zijn aangenomen op basis van bevoegdheden uit het primaire recht.
- Tertiair Unierecht/soft law: bijvoorbeeld aanbevelingen/adviezen.
- In-between: Rechtspraak HvJ, ongeschreven niet-constitutionele rechtsbeginselen en overige rechtsbeginselen die niet zijn erkend door het Hof, nationaal recht, internationaal publiekrecht.
Gehele verzameling van het Unierecht dat sinds de oprichting tot stand is gekomen.
Acquis communautaire
Dubbele unanimiteit
Bij wijzigingen in het primaire recht, moeten eerst alle lidstaten instemmen met het voorstel van de Europese Raad in de IGC, en vervolgens nog ratificatie in iedere lidstaat.
Vormen van secundair Unierecht
Geen hiërarchie tussen deze vormen. Art. 288 VWEU:
* Verordening: algemene strekking, rechtstreeks toepasbaar en verbindend in iedere lidstaat.
* Richtlijnen: gericht aan een lidstaat, verbindend ten opzichte van het resultaat dat bereikt moet worden door nationale regelgeving.
* Besluit: verbindend in al zijn onderdelen, alleen voor adressaten, of voor iedereen als die er niet zijn.
* Aanbevelingen en adviezen: niet verbindend.
Twee soorten secundair recht
- Wetgevingshandelingen: wetgeving, formele, procedurele eis (art. 289 lid 3), hoogste rang, want gezag van de vertegenwoordigende instellingen. Materieel criterium: essentiële onderdelen van een bepaald gebied (beleidskeuzen, politieke belangenafwegingen)
- Niet-wetgevingshandelingen (regelgevende handelingen): uitvoering en nadere uitwerking van wetgevingshandelingen, niet-essentiële onderdelen van wetgevingshandelingen mogen er niet mee geregeld worden. Doorgaans bij de Commissie, bij uitzondering bij de Raad.
Richtlijnen voor beoordeling rechtsbasis
Titaandioxide:
- Hof oordeelt zelfstandig
- op basis van objectieve gegevens die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn, met name daadwerkelijke inhoud en doel van de bepaling
- Bij meerdere doelen: is er één aan te merken als het hoofddoel en de andere(n) ondergeschikt?
- Ja: dan die rechtsgrondslag gebruiken
- Nee, volstrekt gelijkwaardig: dan beide rechtsgrondslagen gebruiken. Bij tegenstrijdige procedures de procedure met de meeste inbreng van het Parlement.
Bevoegdhedencatalogus / soorten bevoegdheden
Eerst rechtsbasis vinden, dan in art. 2-6 VWEU kijken wat voor soort bevoegdheid:
- Exclusieve bevoegdheden. Lidstaten hebben geen bevoegdheden meer.
- Gedeelde bevoegdheden. EU-bevoegdheid heeft voorrang en EU-wetgeving heeft blokkeringseffect
- Aanvullende/bijkomende/coördinerende/ondersteunende bevoegdheden. EU mag ondersteunen, maar wetgevingsgezag lidstaten blijft volledig intact.
Toekenning van bevoegdheid aan EU-instelling: basisregels?
Drie beginselen (art. 5 lid 1 VEU):
- Bevoegdheidstoedeling, alleen de bevoegdheden die expliciet door de lidstaten zijn overgedragen: bevoegdheidsgrondslag, rechtsgrondslag: rechtsbasisvereiste/legaliteitsbeginsel. Hier hoort ook een doel bij.
- Subsidiariteit, alleen voor niet-exclusieve, dus gedeelde, bevoegdheden, de EU onderneemt alleen actie waar zij dat beter kan dan de lidstaten afzonderlijk. Dubbele toets: 1. kunnen lidstaten het probleem zelfstandig voldoende oplossen op nationaal, regionaal of lokaal niveau, 2. zo nee, kan de Unie het beter regelen dan een lidstaat afzonderlijk?
- Evenredigheid/proportionaliteit, alleen voor niet-exclusieve, dus gedeelde, bevoegdheden, de EU neemt de minimale handelingen die nodig zijn, gaat niet verder dan noodzakelijk. Dus: geschikt, noodzakelijk (minder vergaande alternatieven mogelijk), andere belangen niet onevenredig geraakt, gekozen rechtshandeling geschikt?
Flexibiliteitsverklaring
art. 352 VWEU - rechtsbasis wanneer EU-optreden nodig is voor één van de doelstellingen van de Unie, maar geen bevoegdheidsgrondslag in de Verdragen.
Elementen begrotingsprocedure
Elke 6-7 jaar een eigenmiddelenbesluit door de Europese Raad, jaarlijks begroting via procedure van art. 314. Begrotingstekorten niet toegestaan.
Interinstitutioneel akkoord
Afspraken tussen instellingen over hun onderlinge verhouding en werkverdeling, kan juridisch bindend zijn (art. 295 VWEU)