Samenvatting Flashcards

1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel lidstaten?

A

27

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verdragen in chronologische volgorde met belangrijkste ontwikkelingen

A

Verdrag van Parijs - Oprichting Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
Verdrag van Rome - Oprichting van Europese Economische Gemeenschap (EEG), gemeenschappelijke markt. Oprichting Euroatom.
Fusieverdrag/Verdrag van Brussel - Samenvoeging van de belangrijkse institutionele organen van EEG, EGKS, Euratom, vanaf dat de Europese Gemeenschappen.
(Europese Raad opgericht en Europees Parlement voor het eerst gekozen)
Europese Akte - Plan met concrete maatregelen om in 5 jaar van gemeenschappelijke naar interne markt te gaan. Voor het eerst vermelden van de Europese Raad. Introductie van de samenwerkingsprocedure bij wetgeving (meer zeggenschap Parlement).
Verdrag van Maastricht - Oprichten Europese Unie met drie pijlers, hernoemen EEG naar EG. Introductie van de samenwerkingsprocedure bij wetgeving (gelijke partners). Introductie burgerschap van de Unie, oprichting EMU / Euro.
Verdrag van Amsterdam - Diverse zaken overbrengen van de derde pijler naar de eerste waardoor er meer supranationaal over beslist kan worden (immigratie/asiel).
Verdrag van Nice - Hervormen voor grote uitbreiding. Vanaf nu nog maar één commissaris in de Commissie per lidstaat, verdeling van zetels en aantal zetels in het Parlement, andere weging van stemmen in de Raad.
Verdrag van Lissabon - Samenvoeging pijlerstructuur naar één Europese Unie, gewone wetgevingsprocedure voor de meerderheid van de onderwerpen, Grondrechtenhandvest bindend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Europese Raad - samenstelling, beslissingsprocedure

A

Iedere lidstaat staatshoofd of regeringsleider, voorzitter Commissie (geen stemrecht), permanente voorzitter (geen stemrecht)
Beslissen bij consensus (niemand tegen) of soms unanimiteit (iedereen voor) / meerderheid. Besluiten van de Europese Raad zijn niet juridisch bindend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Europees Parlement - taken

A

Wetgevend orgaan, controlerende functie op de Commissie (moet vragen beantwoorden, Parlement kan wegsturen) en participeert in de benoeming van de Commissie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Europees Parlement - verkiezingen

A

Elke 5 jaar, degressieve vertegenwoordiging, verkiezingsprocedure is nationaal bepaald maar altijd op basis van evenredige vertegenwoordiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Raad (van de EU) / Raad van Ministers - samenstelling en taken, besluitvorming

A

Ministers van de lidstaten, 10 verschillende samenstellingen, wetgevings- en begrotingstaak, gekwalificeerde meerderheid (zie VEU en VWEU)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Europese Commissie - samenstelling, taken, besluitvorming

A

Een commissaris per lidstaat met onafhankelijke rol, bewaakt uitvoering en naleving van het Unierecht door de lidstaten, uitvoerende rol in wetgeving, enige met recht van initiatief bij wetgevingsvoorstellen, extern vertegenwoordigen van de Unie. Besluiten bij meerderheid, collegiaal orgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hof van Justitie van de EU - samenstelling

A

Hof: 1 rechter per lidstaat, kamers van 3, 5 en 15 (grote kamer)
Gerecht: 2 rechters per lidstaat
Zorgen dat EU-recht in alle lidstaten op dezelfde wijze wordt geïnterpreteerd en toegepast, geschillen waarbij EU-instellingen een rol spelen en tussen lidstaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Rechtsbronnen van Unierecht

A
  • Primair Unierecht: boven aan de hiërarchie, twee verdragen, bronnen waarnaar wordt verwezen (Handvest, door het Hof erkende ongeschreven rechtsbeginselen die volgen uit de constitutionele tradities van de lidstaten, grondrecht van het EVRM). Bron: primaire wetgever (lidstaten, samen met de Europese Raad).
  • Secundair Unierecht: alle wetgeving en bindende rechtshandelingen die door Unie-instellingen zijn aangenomen op basis van bevoegdheden uit het primaire recht.
  • Tertiair Unierecht/soft law: bijvoorbeeld aanbevelingen/adviezen.
  • In-between: Rechtspraak HvJ, ongeschreven niet-constitutionele rechtsbeginselen en overige rechtsbeginselen die niet zijn erkend door het Hof, nationaal recht, internationaal publiekrecht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gehele verzameling van het Unierecht dat sinds de oprichting tot stand is gekomen.

A

Acquis communautaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dubbele unanimiteit

A

Bij wijzigingen in het primaire recht, moeten eerst alle lidstaten instemmen met het voorstel van de Europese Raad in de IGC, en vervolgens nog ratificatie in iedere lidstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vormen van secundair Unierecht

A

Geen hiërarchie tussen deze vormen. Art. 288 VWEU:
* Verordening: algemene strekking, rechtstreeks toepasbaar en verbindend in iedere lidstaat.
* Richtlijnen: gericht aan een lidstaat, verbindend ten opzichte van het resultaat dat bereikt moet worden door nationale regelgeving.
* Besluit: verbindend in al zijn onderdelen, alleen voor adressaten, of voor iedereen als die er niet zijn.
* Aanbevelingen en adviezen: niet verbindend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Twee soorten secundair recht

A
  • Wetgevingshandelingen: wetgeving, formele, procedurele eis (art. 289 lid 3), hoogste rang, want gezag van de vertegenwoordigende instellingen. Materieel criterium: essentiële onderdelen van een bepaald gebied (beleidskeuzen, politieke belangenafwegingen)
  • Niet-wetgevingshandelingen (regelgevende handelingen): uitvoering en nadere uitwerking van wetgevingshandelingen, niet-essentiële onderdelen van wetgevingshandelingen mogen er niet mee geregeld worden. Doorgaans bij de Commissie, bij uitzondering bij de Raad.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Richtlijnen voor beoordeling rechtsbasis

A

Titaandioxide:
- Hof oordeelt zelfstandig
- op basis van objectieve gegevens die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn, met name daadwerkelijke inhoud en doel van de bepaling
- Bij meerdere doelen: is er één aan te merken als het hoofddoel en de andere(n) ondergeschikt?
- Ja: dan die rechtsgrondslag gebruiken
- Nee, volstrekt gelijkwaardig: dan beide rechtsgrondslagen gebruiken. Bij tegenstrijdige procedures de procedure met de meeste inbreng van het Parlement.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bevoegdhedencatalogus / soorten bevoegdheden

A

Eerst rechtsbasis vinden, dan in art. 2-6 VWEU kijken wat voor soort bevoegdheid:
- Exclusieve bevoegdheden. Lidstaten hebben geen bevoegdheden meer.
- Gedeelde bevoegdheden. EU-bevoegdheid heeft voorrang en EU-wetgeving heeft blokkeringseffect
- Aanvullende/bijkomende/coördinerende/ondersteunende bevoegdheden. EU mag ondersteunen, maar wetgevingsgezag lidstaten blijft volledig intact.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Toekenning van bevoegdheid aan EU-instelling: basisregels?

A

Drie beginselen (art. 5 lid 1 VEU):
- Bevoegdheidstoedeling, alleen de bevoegdheden die expliciet door de lidstaten zijn overgedragen: bevoegdheidsgrondslag, rechtsgrondslag: rechtsbasisvereiste/legaliteitsbeginsel. Hier hoort ook een doel bij.
- Subsidiariteit, alleen voor niet-exclusieve, dus gedeelde, bevoegdheden, de EU onderneemt alleen actie waar zij dat beter kan dan de lidstaten afzonderlijk. Dubbele toets: 1. kunnen lidstaten het probleem zelfstandig voldoende oplossen op nationaal, regionaal of lokaal niveau, 2. zo nee, kan de Unie het beter regelen dan een lidstaat afzonderlijk?
- Evenredigheid/proportionaliteit, alleen voor niet-exclusieve, dus gedeelde, bevoegdheden, de EU neemt de minimale handelingen die nodig zijn, gaat niet verder dan noodzakelijk. Dus: geschikt, noodzakelijk (minder vergaande alternatieven mogelijk), andere belangen niet onevenredig geraakt, gekozen rechtshandeling geschikt?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Flexibiliteitsverklaring

A

art. 352 VWEU - rechtsbasis wanneer EU-optreden nodig is voor één van de doelstellingen van de Unie, maar geen bevoegdheidsgrondslag in de Verdragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Elementen begrotingsprocedure

A

Elke 6-7 jaar een eigenmiddelenbesluit door de Europese Raad, jaarlijks begroting via procedure van art. 314. Begrotingstekorten niet toegestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Interinstitutioneel akkoord

A

Afspraken tussen instellingen over hun onderlinge verhouding en werkverdeling, kan juridisch bindend zijn (art. 295 VWEU)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Loyale samenwerking

A

Ook wel Unietrouw (art. 4 lid 3 VEU). Positieve verplichting om alles te doen wat nodig is om het Unierecht effectief te maken, negatieve verplichting om niets te doen wat de werking van het Unierecht kan frustreren.

22
Q

Twee vormen van niet-wetgevingshandelingen op Europees niveau

A

Art. 290 en 291 VWEU. Algemene voorwaarde: niet-essentiële onderdelen (fundamentele rechten, complexe politieke besluitvorming, met belangenafweging).
- Gedelegeerde handelingen, Commissie mag regelgeving van algemene aard vaststellen ter aanvulling of wijziging van wetgevende handeling. Call-back mechanismen ter controle uit art. 290 lid 2 VWEU.
- Uitvoeringshandelingen. Algemene aard of specifieke besluiten, nader bepalen van de inhoud of toepassen van wetgevende handeling, Bij Commissie of uitzonderlijke gevallen de Raad, controle op grond van art. 291 lid 3 VWEU, ‘Comitologie-verordening’, door comités bestaande uit experts uit de lidstaten, alle handelingen eerst voorleggen, twee vormen: onderzoeksprocedure (comité moet goedkeuren), of adviesprocedure (zo veel mogelijk rekening houden met advies comité).

23
Q

Agentschappen

A

Organen naar Europees publiekrecht anders dan de instellingen van de Unie uit art. 13 lid 1 VEU en die rechtspersoonlijkheid bezitten. Zij worden opgericht bij verordening. Meroni-doctrine: geen ruime discretionaire, dat wil zeggen beleids- of beoordelingsvrijheid bevattende, bevoegdheden beschikken.

24
Q

Doorwerking Europees recht in de nationale rechtsorde

A
  1. Conforme interpretatie/indirecte werking
  2. Rechtstreekse werking/directe werking
  3. Staats-aansprakelijkheid
25
Q

Twee vormen van inroepbaarheid van Europees recht in de nationale context

A
  • invocabilité d’exclusion/schildfunctie. Inroepen met het oog op buiten toepassing laten van strijdige nationale norm.
  • invocabilité de substitution/zwaardfunctie. Inroepen met het oog op van toepassing verklaren van Europese norm en dus creëren nieuwe rechten.
26
Q

Twee doelen van rechtstreekse werking

A
  1. Handhavingsfunctie/objectieve controlefunctie. In algemene zin bewaken dat Europees recht juist wordt geëffectueerd doordat particulieren hun rechten bewaken.
  2. Rechtsbeschermingsfunctie. Zorgen dat particulieren hun subjectieve Europese rechten kunnen realiseren.
27
Q

Voorwaarden voor rechtstreekse werking

A

‘onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig’: Als zij zich naar aard en inhoud leent voor rechtstreekse werking, en de nationale rechter voldoende juridisch houvast geeft om in een concreet geval te worden toegepast.

28
Q

Objectieve rechtmatigheidstoetsing

A

Is de nationale wetgever binnen de marges van beleidsvrijheid gebleven die het Europees recht hem heeft geboden?

29
Q

Rechtstreekse werking richtlijnen

A

In beginsel geen rechtstreekse werking, want richt zich tot de wetgever. Maar, geen nationale maatregelen of interpretatie tijdens de implementatietermijn die tegenwerken ogv loyaliteitsbeginsel (Inter-environnement), en als lidstaat nalaat om te implementeren of fout implementeert, dan verticale rechtstreekse werking na verstrijken implementatietermijn, want geen feitelijk voordeel uit eigen nalaten en niet eigen gebrek lidstaat aan particulieren tegenwerpen (Becker), omgekeerde verticale rechtstreekse werking ten nadele van een particulier niet toegestaan om dezelfde redenen en rechtzekerheidsbeginsel, zowel tijdens al na omzettingstermijn (Kolpinghuis). In driehoeksverhouding van het bestuursrecht dmv verticale werking overheid houden aan een richtlijn ten nadele van een andere particulier geen verboden omgekeerde rechtstreekse werking want verplichting ligt bij de lidstaat (Wells), Horizontale werking van een richtlijn niet mogelijk (Faccini Dori).

30
Q

Conforme interpretatie

A

In beginsel plicht van de rechter om gehele nationale recht uit leggen in lijn met het Europese recht, zowel oudere als nieuwere wetgeving, in alle verhoudingen (horizontaal en verticaal), maar nog niet als de implementatietermijn van een richtlijn nog niet is verlopen. (Marleasing).
Grenzen vanuit rechtszekerheid: geen uitlegging contra legem (Pupino), algemene rechtsbeginselen kunnen grenzen stellen (Kolpinghuis).

31
Q

Voorwaarden staatsaansprakelijkheid

A

Art. 340 VWEU, uit arrest Francovich volgt voor lidstaten, voorwaarden uitgewerkt in Brasserie de Pecheur:
1. Voldoende gekwalificeerde schending, dus toe te rekenen aan de lidstaat. Bij geen discretionaire ruimte, dan inbreuk voldoende, bij wel dan ernstige miskenning van de grenzen van die ruimte. Hof zegt daarbij: te goeder trouw gehandeld? Bij rechterlijke aansprakelijkheid zwaarder: kennelijke schending, evident en opzettelijk.
2. Causaal verband tussen schending en schade.
3. Relativiteitsvereiste/Schutznorm. Geschonden norm strekt ertoe rechten toe te kennen aan particulieren. Ook wel: relatieve onrechtmatigheid.

32
Q

Voorwaarden opschorting of voorlopige voorziening door het Hof

A
  1. Voorlopige maatregel komt op het eerste gezicht aan de rechter rechtens en feitelijk gerechtvaardigd over.
  2. Spoedeisendheid: voorkomen van ernstige en onherstelbare schade bij de verzoeker.
  3. Afweging van de belangen van procespartijen.
33
Q

Randvoorwaarden nationale procesautonomie

A

Arrest Rewe:
- Gelijkwaardigheid / non-discriminatie. Vordering op grond van Unierecht niet ongunstiger behandeld dan nationaal recht.
- Doeltreffendheid / effectiviteit. Niet in de praktijk onmogelijk of uiterst moeilijk om Unierechten uit te oefenen.

34
Q

Relativering antwoordplicht op prejudiciële vragen van het Hof

A
  1. Nodig om het concrete geschil te beslechten
  2. Niet algemeen of puur hypothetisch van aard
  3. Voldoende context gekregen om de vraag te kunnen beantwoorden
35
Q

Wanneer plicht om prejudiciële vraag te stellen?

A

Concrete (in deze zaak is geen hoger beroep mogelijk) vs. abstracte (is deze instantie in abstracte zin de hoogste?) leer. Hof hangt concrete leer aan.
Bij voornemen om Europese handeling buiten toepassing te verklaren, dan verwijzingsplicht voor geldigheidsvraag (Foto-Frost)

Bij uitlegging drie mogelijkheden wanneer niet (arrest Cilfit):
1. Maakt niet uit voor eindvonnis rechter, hoe antwoord Hof ook zou luiden.
2. Regel van Europees recht is al uitgelegd door het Hof in eerdere rechtspraak door het Hof (acte éclairé)
3. Regel is op zichzelf al zo duidelijk dat deze geen enkele uitleg behoeft (acte clare). Redelijkerwijs geen enkele twijfel over interpretatie voor verwijzende rechter en voor alle andere rechters in de lidstaten: termen hebben eigen Europese betekenis, anders dan de nationale, uitleggen in de context van het gehele geldende Europese recht, in alle officiële talen even evident wat de bepaling betekent.

36
Q

Voorwaarden opschorten nationale regel tijdens prejudiciële vraag naar geldigheid

A

Uit Foto-Frost:
- Ernstige twijfels over geldigheid en prejudiciële vraag gesteld
- Spoedeisend: voorkomen ernstige en onherstelbare schade
- Naar behoren rekening houden met belang Unie
- Eerbiedigt eerdere uitspraken Hof over wettigheid betrokken handeling.

37
Q

Rechtsgangen tegen lidstaten

A

Van een particulier via nationale recht/prejudiciële vraag
Van lidstaat of Commissie via de inbreukprocedure uit art. 258/259 VWEU.
Door de Commissie in twee fasen:
- administratieve fase. Eerst aanmaningsbrief, vragen om weerwoord en dan dialoog, dan gemotiveerd advies, dan
- rechterlijke fase.

38
Q

Rechtsgangen tegen instellingen

A

Direct op grond van beroep tot nietigverklaring (art. 267 VWEU). Geprivilegeerde beroepsgerechtigden (altijd ontvankelijk), semi-geprivilegeerde (alleen wanneer hun rechten worden aangetast) en niet-geprivilegeerde (1. beroep door addressaat, 2. derdenberoep: rechtstreeks en individueel geraakt, 3. beroep tegen regelgevingshandelingen - niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking).

Aanvechten Europese wetgevende handelingen van algemene strekking door particulieren erg moeilijk door Plaumann criteria, dus via aanvechten uitvoeringsbesluit, op twee manieren, niet mogelijk als direct aanvechten mogelijk was geweest:
- Europees uitvoeringsbesluit: beroep tot nietigverklaring op grond van art. 263 VWEU, uitbreiden omvang van de nietigheidsprocedure door middel van art. 277 VWEU, de exceptie van onwettigheid.
- Nationaal uitvoeringsbesluit: nationale procedure, vervolgens vraag opwerpen over geldigheid Europees basisbesluit, hopen op prejudiciële vraag naar geldigheid door rechter. Denk aan arrest Foto-Frost.

39
Q

Voorwaarden derdenberoep

A

Rechtstreeks: gevolgen voor zijn rechtspositie.
Individueel: Plaumann-formule: sprake van bijzondere omstandigheden waardoor hij zich ten opzichte van ieder ander karakteriseert, en hem individualiseert op soortgelijke wijze als de adressaat. Anders dan ieder ander, en het besluit had net zo goed tot hem gericht kunnen zijn.

40
Q

Definitie interne markt

A

Art. 26 lid 2 VWEU: “een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd”, de ‘vier vrijheden’.
Dit is door het Hof verder uitgewerkt als een markt die ziet op ‘het afschaffen van alle belemmeringen van het intracommunautaire handelsverkeer teneinde de nationale markten te verenigen tot één enkele markt die de omstandigheden van een binnenlandse markt zoveel mogelijk benadert’.

41
Q

Varianten in de ruimte die harmonisatieregels bieden

A
  1. Minimumharmonisatie. Lidstaat mag strengere normen stellen.
  2. Sperrwirkung, occupation of field, volledige of uitputtende harmonisatie, pre-emption. Geen ruimte voor lidstaten om strengere normen te stellen.
42
Q

Definities goederen, werknemers/vestiging, diensten, kapitaal

A
  • Goederen: alle fysieke voorwerpen die op geld waardeerbaar zijn en voorwerp kunnen zijn van handelstransacties. Diensten zijn onzichtbaar en niet-materieel
  • Werknemers/vestiging: economisch actief, werknemers in loondienst onder een gezagsverhouding van iemand anders, vestiging: zelfstandig op de markt begeven om te duurzaam deelnemen aan het economische leven van een andere lidstaat door een unieburgen met het doel daar economisch voordeel uit te halen (Gebhard).
  • Diensten: diensten verrichten die gewoonlijk tegen vergoeding geschieden, voor zover niet onder andere vier (restvrijheden). Drie elementen: diensten (niet fysiek, dus geen goederen), tegen betaling, tijdelijk (niet duurzaam, dus niet vestiging). Niet in loondienst dus geen werknemers.
  • Kapitaal. Betalingsverkeer: tegenprestaties vs. kapitaalverkeer: gericht op belegging of investering.
43
Q

Discriminatie vs. belemmeringenverbod

A

Discrimatie: direct/formeel/openlijk (maakt expliciet onderscheid op grond van nationaliteit) vs. materieel/verkapt/indirect (gehanteerde criterium benadeelt met name buitenlandse marktdeelnemer).
Belemmering: geen enkele hindernis meer voor toegang tot de markt voor buitenlandse deelnemers.

44
Q

Vrijheid van goederen - reikwijdte verbod

A

Tarifaire belemmeringen:
- art. 30 VWEU. In- en uitvoerrechten en heffingen van gelijke werking (eenzijdige opgelegde geldelijke last die wegens grensoverschrijding wordt geheven). Enkele aanwezigheid is voldoende.
- art. 110 VWEU. Belastingen op goederen, treft alles niet alleen grensoverschrijding. Verbod op (in)directe discriminatie of protectionisme, dus soortgelijke buitenlandse producten meer belasten of concurrerende buitenlandse producten meer belasten.
- art. 34 VWEU. Kwantitatieve invoerbeperkingen (alleen voor ingevoerde goederen), en maatregelen van gelijke werking (ook voor binnenlandse goederen). Maatregelen van gelijke werking uit arrest Dassonville: “Iedere handelsregeling die de intracommunautaire handel al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel, kan belemmeren, is als een maatregel van gelijke werking als kwantitatieve beperkingen te beschouwen.” Leidt tot wederzijdse erkenning: rechtmatig op de markt in de ene lidstaat betekent in beginsel toelaten. Beperking door Keck-arrest: Verkoopmodaliteiten niet, de voorwaarden waaronder het mag worden verhandeld, mits op alle marktdeelnemers en de jure en de facto niet discriminerend naar nationaliteit.

45
Q

Vrijheid van dienst, kapitaa, werknemers/vestiging

A

Voor alles een belemmeringenverbod, diensten volgt uit arrest Säger (verboden zijn: discriminerend en niet-discriminerend die de werkzaamheden van een dienstverlener die in een andere lidstaat is gevestigd en daar rechtmatig de diensten verricht, verbieden of anderszins belemmeren), kapitaal uit art. 63 VWEU, personen uit de rechtspraak (‘convergentie’).

46
Q

Rechtvaardigingsgronden

A

Om ook publieke belangen een plek te geven tegenover de markt/private belangen, mag zolang geen harmonisatie en geen economisch of protectionistisch belang.
Twee soorten:
- Uit verdrag. Limitatief, voor goederen art. 36 VWEU, let op twee voorwaarden
- Uit rechtspraak. Voor alle vrijheden. Rule of reason, nationale regels kunnen zijn die op grond van dwingende vereisten van publiek/openbaar/algemeen belang voor kunnen gaan op de bepalingen van het vrije verkeer (Cassis de Dijon). Moeten ‘zonder onderscheid’ geformuleerd zijn, dus mogen niet direct discriminerend zijn.

47
Q

Evenredigheidstoets

A

Nodig om een beroep te doen op rechtvaardigingsgronden:
- Geschiktheid. Kan de maatregel bijdragen aan het gestelde doel?
- Noodzakelijkheid. Gaat de maatregel niet verder dan strikt noodzakelijk?
- Evenredigheid stricto sensu. Heeft er een juiste inhoudelijke afweging plaatsgevonden tussen de belangen van het vrije verkeer en het te beschermen publieke belang?

48
Q

‘Staatsvorm’ van de Unie

A

Coöperatief federalisme: gezag in verdeeld over twee niveau’s die zowel eigen gezag hebben (‘self rule’) als gedeeld gezag (‘shared rule’) op sommige terreinen. Beide machtscentra baseren hun bevoegdheden op hun eigen ‘constitutie’. Zie ook de bevoegdhedencatalogus. Geen hiërarchie, maar meer gelijkwaardige opzet waarin de instituties vervlochten zijn.

49
Q

Democratisch tekort van de Unie (5 punten)

A

Gebrek aan democratische legitimatie van de besluitvorming binnen de Europese Unie:
* Degressieve vertegenwoordiging
* Belangstelling laag, dus vermogen van parlementariërs om burgers te vertegenwoordigen beperkt
* Te weinig transparantie over besluitvorming Raad en Europese Raad tbv controle nationale parlementen
* Toenemende invloed agentschappen, niet onder democratische controle, niet transparant.
* Parlement niet in alle wetgevingsprocedures een gelijkwaardige rol.

50
Q

Exceptio non adimpleti contractus

A

Het verweer dat ook de andere lidstaten niet aan hun verplichtingen hebben voldaan.