sales en marketing Flashcards

1
Q

welke drie soorten service zijn er?

A

presalesservice, salesservice, aftersalesservice

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar staat SEO voor?

A

Search Engine Optimization

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar staat SEA voor?

A

Search Engine Advertising

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een propositie

A

alles wat je aanbied aan de wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de marketingmix?

A

product, plaats, prijs, promotie, presentatie, personeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar staat USP voor?

A

unique selling point

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar staat UBR voor?

A

unique buying reason

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een keurmerk?

A

een label die je kan krijgen als je voldoet aan bepaalde eisen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is branding?

A

duidelijk maken waar jou bedrijf voor staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is een corporate brand?

A

een bedrijfsmerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat valt er onder een merk?

A

F-merken en D-merken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat valt er onder een F-merk?

A

A-merken, B-merken, C-merken en paraplumerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is een A-merk?

A

een fabrikantenmerk met een grote naamsbekendheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is een B-merk?

A

een fabrikantenmerk met een gemiddelde naamsbekendheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is een C-merk?

A

een fabrikantenmerk kleine naamsbekendheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is een paraplumerk?

A

een product met dezelfde namen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is een merkenparaplu?

A

1 bedrijf die meerdere bedrijven maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is een huismerk?

A

een bedrijf van een ander bedrijf dat exclusief daar verkoopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is brand stretching/extension?

A

gebruik maken van een bedrijfsimago

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is line extension?

A

productvarianten toevoegen aan een bedrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat is trading-up?

A

duurdere productvarianten toevoegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat is trading-down?

A

goedkopere productvarianten toevoegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat is co-branding?

A

samenwerken met een ander bedrijf voor een product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat is ingredient branding?

A

een ingrediënt van een ander bedrijf gebruiken om jou product te verbeteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat is een productiecyclus (PLC)?

A

de fasen waar een product door gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

welke fase is introductiefase?

A

fase 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

welke fase is groeifase?

A

fase 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

welke fase is volwassenheidsfase?

A

fase 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

welke fase is verzadigingsfase?

A

fase 4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

welke fase is neergangsfase?

A

fase 5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

welke factoren beïnvloeden de productlevenscyclus?

A

ontwikkelingen, behoeften, de markt, Soort product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

welke fase is de innovators?

A

fase 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

welke fase is de early majority?

A

fase 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

welke fase is de early adopters?

A

fase 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

welke fase is de late majority?

A

fase 4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

welke fase zijn de leggards?

A

fase 5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

hoeveel procent zijn de innovators?

A

2,5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

hoeveel procent zijn de early adopters?

A

13,5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

hoeveel procent zijn de early majority?

A

34%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

hoeveel procent zijn de late majority?

A

34%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

hoeveel procent zijn de leggards?

A

16%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

wat is integratie voor een bedrijfskolom?

A

dan wordt een bedrijfskolom korter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

wat is differentiatie voor een bedrijfskolom?

A

dan wordt een bedrijfskolom langer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

wat is parallellisatie voor een bedrijfskolom?

A

dan wordt een bedrijfskolom hoger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

wat is specialisatie voor een bedrijfskolom?

A

dan wordt een bedrijfskolom kleiner (in hoogte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

wat zijn de concurrentiestrategieën van Porter

A

kostenleiderschapsstrategie, differentiatiestrategie, focusstrategie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

wat is kostenleiderschapsstrategie?

A

zo laag mogelijke kosten te hebben in de niche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

wat is differentiatiestrategie?

A

unieker worden in de niche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

wat is focusstrategie?

A

focussen op 1 strategie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

wat is ‘‘stuck in the middle’’?

A

geen onderscheiding van je concurrenten in je niche

51
Q

wat is marktpenetratie?

A

een bestaand product in een bestaande markt

52
Q

wat is productontwikkeling?

A

een nieuw product in een bestaande markt

53
Q

wat is marktontwikkeling?

A

een nieuwe markt met bestaande producten

54
Q

wat is diversificatie?

A

nieuwe producten met een nieuwe markt

55
Q

wat s een convenience good?

A

een routinematig gekocht product

56
Q

wat is een shopping good?

A

iets waar je voor gaat shoppen: kleding

57
Q

wat is een specialty good?

A

iets wat je eigenlijk maar 1 keer in je leven koopt

58
Q

wat is een unsought good?

A

producten waarvan de doelgroep het nog niet kent

59
Q

wat is een routineproduct?

A

een product met een stabiele vraag

60
Q

wat is een hefboomproduct?

A

een product dat de meeste winst veroorzaakt voor het bedrijf

61
Q

wat is een knelpuntproduct?

A

een product dat cruciale behoeftes hebben: kwaliteit/beschikbaarheid

62
Q

wat is een strategisch-product?

A

een product geproduceerd voor toekomstige winst/omzet

63
Q

welke 3 prijsbeleiden zijn er?

A
  1. kostengeoriënteerde prijsstelling
  2. concurrentiegeoriënteerde prijsstelling
  3. vraaggeoriënteerde prijsstelling.
    (je kan ook combineren)
64
Q

wat is kostengeoriënteerde prijsstelling?

A

dat je prijzen aanhoudt afhankelijk van je kosten

65
Q

wat is concurrentiegeoriënteerde prijsstelling?

A

dat je prijzen aanhoudt afhankelijk van wat je concurrenten doen

66
Q

wat is vraaggeoriënteerde prijsstelling?

A

dat je prijzen aanhoudt afhankelijk van de vraag en aanbod van dat product

67
Q

wat is een afroomstrategie?

A

als je een nieuw product introduceert en je een afnemende prijs aanbied.

68
Q

wat is een penetratieprijsstrategie?

A

als je een nieuw product aanbied maar de prijs direct laag aanbied om een zo groot mogelijk marktaandeel te krijgen

69
Q

wat valt er onder de distributie intensiteit?

A

intensieve distributie, selectieve distributie, exclusieve distributie

70
Q

waar staat intensieve distributie voor?

A

dat een fabrikant zo veel mogelijk distributie wil

71
Q

waar staat selectieve distributie voor?

A

dat een fabrikant distributie kiest afhankelijk van het imago van de fabrikant

72
Q

waar staat exclusieve distributie voor?

A

dat een fabrikant distributie kiest afhankelijk van het imago van de winkel

73
Q

wat is een pullstrategie?

A

ervoor zorgen dat de consument specifiek naar een winkel gaat om dat product te kopen
(juist om de tussenhandelaar heen)

74
Q

wat is een pushstrategie?

A

ervoor zorgen dat de tussenhandelaar er voor zorgt dat de consument dat product in de handen krijgt
(juist met de tussenhandelaar)

75
Q

wat is prijsdistributie?

A

zo laag mogelijke prijs aanbieden (binnen retailers)

76
Q

wat is servicedistributie?

A

dat de retailers er juist voor kiezen om de service te prioriteren.

77
Q

wat valt er onder ‘‘ruis’’?

A

misscommunicatie

78
Q

wat is encoderen?

A

het veranderen van gedachtes in woorden

79
Q

wat is decoderen?

A

het opnemen van woorden

80
Q

wat is redundantie?

A

gebruik maken van teveel woorden

81
Q

wat is respons?

A

reactie krijgen

82
Q

wat is feedback?

A

informatie terug krijgen

83
Q

waar staat het voita-model voor?

A

voorbereiding, opening, informatie, transactie, afsluiting

84
Q

wat is intrapersoonlijke communicatie?

A

het stemmetje in je hoofd

85
Q

wat is interpersoonlijke communicatie?

A

communicatie met meerdere personen

86
Q

wat is groepscommunicatie?

A

communicatie met (grotere) groepen mensen

87
Q

wat is massa communicatie?

A

radio, televisie

88
Q

wat is interne communicatie?

A

communicatie binnen een bedrijf

89
Q

wat is externe communicatie?

A

communicatie buiten een bedrijf

90
Q

wat is non-verbale communicatie?

A

een knipoog

91
Q

wat is verbale communicatie?

A

woorden

92
Q

wat is formele communicatie?

A

netjes spreken

93
Q

wat is informele communicatie

A

(on)gefilterd praten

94
Q

wat is een horizontale marktplaats?

A

veel producten en een groot publiek (Amazon/bol.com)

95
Q

wat is een verticale marktplaats?

A

specifieke branche (niche)

96
Q

welke verkoopkanalen zijn er?

A

Online marktplaats ofwel marketplace
Horizontale marktplaats, verticale marktplaats
B2c-, b2b-, c2c-marktplaats
Webwinkel
Dropshipping webwinkel, affiliate webwinkel, online showroom
Social shop
Webwinkel met eigen voorraad
Click en collect
Beurs, fysieke winkel, showroom

97
Q

wat is een social shop?

A

een winkel alleen op socialmedia

98
Q

wat is een click-en-collect (web)winkel?

A

een winkel waarbij je producten moet afhalen bij een afhaalpunt

99
Q

waar staat ‘‘zmbo’’ voor?

A

zender, medium, boodschap, ontvanger

100
Q

waar staat ‘‘aida’’ voor?

A

attention, intrest, desire, action

101
Q

waar staat ‘‘vocatio’’ voor?

A

verkenning, omschrijving ((klant)probleem), confrontatie, argumentatie, tegenwerpingen (ontvangen), instemming krijgen, order verwerving

102
Q

welke rollen zijn er in het DMU?

A

gatekeeper, initiator, user, influencer, buyer, decider

103
Q

wat valt er onder het ‘‘google-model’’?

A

see, think, do, care

104
Q

wat doet een merchandiser?

A

is verantwoordelijk voor de presentatie van de producten in de winkel

105
Q

wat doet de binnendienst?

A

de voorbereiding voor de buitendienst

106
Q

wat doet de buitendienst?

A

bezoekt de (potentiële) klanten

107
Q

wat doet de key-accountmanager?

A

beheert de belangrijkste klanten

108
Q

wat doet de sales manager?

A

is verantwoordelijk voor de verkopen van het team onder zich

109
Q

wat doet de Accountmanager?

A

die is verkoper voor grotendeels de hoofdkantoren en houd het verkooptraject volledig bij

110
Q

wat is een vertegenwoordiger?

A

bezoekt een klant namens het bedrijf

111
Q

wat is een commercieel directeur?

A

heeft leiding over de commerciële activiteiten

112
Q

wat doet een service merchandiser?

A

de meer achtergelaten dingen wat de merchandiser dan niet doet

113
Q

wat doet een rack jobber?

A

verantwoordelijk voor de productdisplay’s

114
Q

welke verdienmodellen zijn er?

A

Transactiemodel
Abonnementsmodel
Advertentiemodel
Bemiddelingsmodel (online marktplaats)
Instapmodel/freemiummodel
Lokaasmodel
Servitization
Verhuurmodel
Peer-to-peer: delen (sharing), (om)ruilen, huren

115
Q

wat is een Transactiemodel?

A

verdienen met transacties

116
Q

wat is een Abonnementsmodel?

A

verdienen met abonnementen

117
Q

wat is een Advertentiemodel?

A

verdienen met reclames, op websites

118
Q

wat is een Bemiddelingsmodel (online marktplaats)?

A

vierdienen met het samenbrengen van kopers en verkopers (Amazon, bol.com)

119
Q

wat is een Instapmodel/freemiummodel?

A

een transactiemodel met een gratis basis versie (spotify)

120
Q

wat is een Lokaasmodel?

A

iets gratis aanbieden maar uiteindelijk geld vragen (om bijvoorbeeld een watermerk te verwijderen)

121
Q

wat is Servitization?

A

wisselen van het leveren van producten naar het leveren van diensten voor dat product

122
Q

wat is een Verhuurmodel?

A

een verdienmodel, waarmee je verdient door iets te verhuren

123
Q

wat is een Peer-to-peer model?

A

het delen van producten

124
Q

welke factoren spelen er een rol bij het aankopen van producten?

A

Persoonlijke factoren
Persoonlijkheid, levensstijl
Economische factoren (inkomen, koopkracht)
Emotionele factoren zoals emoties, eigenbelang, incentives, persoonlijke ambities, persoonlijke relaties.
Psychologische factoren: motivatie, perceptie, leren, attitude (kennis, houding en gedrag)
Interpersoonlijke factoren: cultuur, subcultuur, sociale klasse, referentiegroep, status
Leidmotieven: gewin, genot, gemak en veiligheid
Taakgebonden factoren: vanuit de functie/rol van de koper