RWD Flashcards

1
Q

Getalbeeld

A

Stippen dobbelsteen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Getalsymbool

A

geschreven cijfer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fasen van tellen

A

akoestisch, asynchroon, synchroon, resultatief, verkort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

elementair getalbegrip

A

het verkennen van de verschillende betekenissen en functies van getallen en het herkennen van de opbouw van getallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

rijke leeromgeving

A

uitnodigen van kinderen om zelf op onderzoek te gaan, dmv een huishoek, bouwhoek, spelhoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een-op-een relatie

A

koppeling leggen dat als er bijv. 12 kinderen zijn er 12 traktaties moeten zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

subiteren

A

gelijk het aantal kunnen zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

contextgebonden tellen

A

betekenisvol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

object-gebonden tellen

A

tellen aan de hand van objecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

rekentaalbegrippen

A

voor, naast, achter, links, rechts, hoog, hoger enzovoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Rekenvoorwaarden

A

conservatie, correspondentie, classificatie, seriatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

rekenvoorwaarden: conservatie

A

in kunnen zien dat hoeveelheid hetzelfde blijft ook al verander de vorm van bijvoorbeeld een glas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

rekenvoorwaarden: correspondentie

A

het kunnen leggen van een-op-een relaties.
is er voor elk ei een eierdopje, voor elke knoop een gat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

rekenvoorwaarden: classificatie

A

het maken van groepen op basis van een of meer gemeenschappelijke kenmerken.
Al het ronde speelgoed, alle auto’s van hout, alle meisjes met lang haar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

rekenvoorwaarden: seriatie

A

het aanbrengen van volgorde.
klein - kleiner - kleinst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

puur tellen en rekenen

A

kaal rekengetal zoals in sommen: 2 + 3 = 5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

getalaspecten

A

hoeveelheidsgetal/kardinaal getal, telgetal/ordinaal getal, meetgetal, naamgetal, rekengetal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

getalaspecten: hoeveelheidsgetal/kardinaal getal

A

11 spelers in een voetbalteam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

getalaspecten: telgetal/ ordinaal getaal

A

de nummer 11 of 11de in de rij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

getalaspecten: meetgetal

A

11 meter van de stip tot het doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

getalaspecten: naamgetal

A

rugnummer 11

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

getalaspecten: rekengetal

A

5 erbij 6 is 11

23
Q

niveaus van opereren

A

tellend rekenen, structurerend rekenen, formeel rekenen

24
Q

niveaus van opereren: tellend rekenen

A

op de vingers tellen, stap 1

25
niveaus van opereren: structurerend rekenen
gebruik van structuurmateriaal zoals getallenlijn of kralenketting, stap 2
26
niveaus van opereren: formeel rekenen
zonder steun van structuurmateriaal wordt er gerekend, stap 3
27
basisbewerkingen
optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
28
verschillende structuurmodellen
lijnmodel, groepjesmodel, combinatiemodel
29
lijnmodel
getallenlijn, kralenketting
30
groepjesmodel
streepjes tellen, groepjes van 5 of 10 zijn goed te overzien
31
combinatiemodel
rekenrek, eierdoos
32
verschillende manieren oefenen grotere getallen
- verder tellen willekeurig getal - sprongen tellen - terugtellen willekeurig getal - ankergetallen/steunpunten - ordenen getallen
33
overlappende fasen bij leren van de tafels
1. introductie en verkenning (structuurmodellen) 2. reconstructie (uit elkaar halen van rekensommen) 3. vastleggen (wat niet lukt wordt geoefend) 4. consolideren (kennis onderhouden door oefenen)
34
de 2 basisstrategieën van optellen en aftrekken
rijgstrategie en splitsstrategie
35
rijgmethode: 26 + 59 =
26 + 50 + 9 = 85
36
splitsmethode: 26 + 59 =
20 + 50 = 70, 6 + 9 =15, 70 + 15 = 85
37
combinatiemethode: 26 + 59 =
20 + 50 = 70 + 6 = 76 + 9 =85
38
termen veranderen: 38 + 25 =
38 + 25 = 40 + 23 = 63
39
termen veranderen: 75 - 28 =
75 - 28 = 77 - 30 = 47
40
compenseren: 38 + 25 =
38 + 25 = 40 + 25 - 2 = 65 -2 = 63
41
compenseren: 75 - 28 =
75 - 28 = 75 - 30 + 2 = 45 + 2 = 47
42
wisselen&schakelen: 4 x 13 x 25 =
4 x 13 x 25 = 4 x 25 x 13 = 100 x 13 = 1300
43
verdelen: 8 x 17 =
8 x 17 = 8 x 10 + 8 x 7 = 80 + 56 = 136
44
verdelen: 642 : 6 =
642 : 6 = 600 : 6 + 42 : 6 = 100 + 7 = 107
45
Groter en kleiner: 14 x 50 =
14 x 50 = 7 x 100 = 700
46
samennemen: 51 x 75 + 49 x 75 =
51 x 75 + 49 x 75 = 100 x 75 = 7500
47
groter en kleiner: 30 : 2,5 =
30 : 2,5 = 120 :10 = 12
48
groter en kleiner: 3500 : 750 =
3500 : 750 = 350 : 75 = 14 : 3 =14/3 = 14 2/3
49
functies rekenmachine
onderzoeksfunctie didactische functie integratiefase
50
associativiteit
4 x (6x10) = (4x6) x 10
51
commutativiteit
6x9 = 9x6
52
distrubiviteit
5 x 24 = 5 x (20 + 4) = 5 x 20 + 5 x 4 = 100 + 20
53
Belangrijk bij schattend rekenen
Context Telstrategie Referentiegetal Referentiematen Bewerkingen waar leerling over beschikt