Rorty sectie III en IIII Flashcards

1
Q

Wat is het eerste aspect van Rorty’s analyse van het mind-body probleem?

A

Rorty wilt de opvatting van Wittgenstein volgen. Voor Wittgenstein is de notie van taalspel belangrijk. Rorty wilt het probleem van mind-body omzetten in taalspel. We moeten een andere aanpak vinden voor het probleem: hoe is het probleem ontstaan en hoe is het probleem geformuleerd? Hij beschouwd filosofie als een taalspel. Het gaat over filosofen die de noties body en mind hebben geformuleerd. Het is een probleem van de conventie van woorden. Een aantal termen en woorden zijn gebruikt door de filosofen bij het probleem. Hij wil Wittgenstein gebruiken om inzicht te krijgen in het ontstaan van het probleem van mind-body.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe legt Rorty de nadruk op de formulering van het mind-body probleem?

A

Het gaat om de manier waarop we over de fenomenen praten. Het gaat niet over het fenomenale of intentionele zelf, maar over hoe de filosofen over de problemen en het aanpakken van die probleem gepraat hebben. Het is een reflectie op het filosofische taalspel. Het kan zijn dat de formulering van het probleem een probleem is. Voor hem is het niet vanzelfsprekend hoe de filosofen het probleem hebben geformuleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is volgens Rorty een goede filosoof?

A

Een filosoof die begrijpt hoe problemen zijn ontstaan. Het kan zijn dat de moderne filosofen zelf een fout hebben gemaakt op het moment dat ze het probleem formuleerden. We moeten dus in eerste instantie begrijpen hoe de problemen geformuleerd zijn. Het is een soort psycho-analyse van de opvattingen van de filosofie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent het dat we moeten begrijpen hoe een probleem geformuleerd is?

A

We hebben de geschiedenis van de filosofie nodig. De geschiedenis van de filosofie is erg belangrijk. Filosofie is niet een gewone eigenschap. Het impliceert ook kennis van de geschiedenis van de filosofie. De geschiedenis van de filosofie leert ons te begrijpen hoe problemen ontstaan en hoe ze geformuleerd worden door bepaalde filosofen. Het helpt inzicht te krijgen in het ontstaan van de problemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kun je de aanpak van Rorty beschrijven?

A

Het is een samenspel/combinatie van taalspel en geschiedenis van de filosofie. Het is een visie van de geschiedenis van de filosofie vanuit de invloed van taalspellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe zien we de invloed van taalspellen tegenwoordig?

A

Als je kijkt naar het woordenboek van filosofen bijv. Het is geen abstract woordenboek. Vandaag gebruiken filosofen van philosophy of mind bijv. woorden als: functioneel, intentioneel, etc. Deze termen zijn specifiek termen voor hedendaagse filosofen. Het is een resultaat van de geschiedenis. In Plato vinden we deze woorden niet. Maar die opvatting van Plato heeft een grote impact gehad op het ontstaan van de vraagstelling van het mind-body probleem. Rorty legt dus de nadruk op de geschiedenis van de filosofie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom zijn we ons niet zozeer expliciet bewust van het taalspel binnen de geschiedenis van de filosofie?

A

We leven in een historische situatie. Het mind-body probleem is ook vandaag de dag nog erg belangrijk. We accepteren de noties binnen die kwestie als vanzelfsprekend. We moeten als filosofen ook de geschiedenis van een filosofisch taalspel begrijpen. Anders begrijpen we niet waarop het probleem berust. We denken een definitie te hebben die vanzelfsprekend is, maar dat klopt niet. Het is een resultaat van een geschiedenis van een specifiek taalspel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doet Rorty?

A

Rorty probeert expliciet te maken wat deze geschiedenis inhoudt. Hij maakt zelf ook deel uit van een taalspel, maar op deze manier weet hij zich te onderscheiden van andere filosofen. Rorty is bewust van het feit dat zijn analyse geen claim is. Maar de andere filosofen hebben een claim over hun eigen taalspel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke drie problemen bevat het mind-body probleem?

A

We moeten een onderscheid maken tussen een aantal problemen. Hierbij gaat het om drie noties:

1) consciousness
2) reason
3) personhood
Hij maakt een lijstje van eigenschappen die de filosofen hebben toegeschreven aan de geest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat laat het lijstje van eigenschappen zien?

A

De formuleringen van deze eigenschappen moeten we bestuderen. De eigenschappen hebben te maken met het feit dat filosofen een scheiding tussen lichaam en geest hebben gesteld. Al deze eigenschappen zijn formuleringen van onderscheiden tussen lichaam en geest. De scheiding tussen lichaam en geest hebben te maken met een antropocentrische opvatting van de filosoof: de mensen zijn iets bijzonders ten opzichte van de andere zijnden. De filosofen denken dat de mensen zo uniek zijn. Ze willen dat verklaren op basis van de eigenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom is het niet voldoende om alleen de betekenis van noties te analyseren?

A

Rorty wil begrijpen, verstaan, hoe deze noties zijn ontstaan en geïntroduceerd. Het is niet voldoende om alleen de betekenis van de woorden te analyseren. Dat is wel een belangrijke functie van de filosofie, maar niet voldoende. Stel je gaat de betekenis van mind, body en intentioneel analyseren. Dan is dat niet voldoende, want je hebt ook een historisch inzicht nodig in het ontstaan van deze noties. Anders heb je alleen een soort woordenboek: oh mind is dat. Maar je wilt weten waarom we het begrip mind gebruiken en daarvoor heb je de geschiedenis nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de conclusie van sectie III?

A

Rorty wilt een onderscheid maken vanuit de geschiedenis van de filosofie. Hij wil de relatie tussen de twee noties van reason en personhood analyseren vanuit de geschiedenis van de filsofie. Dat is belangrijk om het mind-body probleem te kaderen. Het is een analyse van aannames waarop de notie van reason en personhood gebaseerd zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar gaat het altijd impliciet over bij het mind-body probleem?

A

Over het Platonisme. Zijn het Platoonse entiteiten of noties? Voor Rorty gaat het over het probleem van nature of reasons en de universalia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke specifieke metafoor werd gebruikt om over het mind-body probleem te praten in de geschiedenis van de filosofie?

A

Een aantal filosofische problemen zijn gebaseerd op specifieke metaforen. De meest invloedrijke metafoor is die van ocular. Dit wordt impliciet besproken in sectie II. Het gaat niet alleen om taal, maar ook om de formulerinen ervan. Het ocular is een specifiek aspect van het probleem. De ocular heeft een belangrijke rol gespeeld in de filsofie. De ziel als immaterieel is gebaseerd op die metafoor. De meeste filosofen zien de activiteit van de geest in termen van zin. In deze context is de notie van glassy essence ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een cruciaal probleem in de geschiedenis van de filosofie?

A

Het probleem van de abstracte kennis. Het speelt een cruciale rol in de wiskunde en de filosofie. Filosofische kwesties gaan over algemene problemen. De notie van universele kennis speelt een rol binnen de filosofie. Mensen lijken uniek door de universele kennis. Dieren hebben dat bijv. niet. Het is typerend voor mensen in vergelijking tot andere entiteiten. Hoe we dat moeten verklaren, is echter een probleem binnen de filosofie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg de metafoor de eye of the mind uit.

A

Deze metafoor is geïntroduceerd om de specifieke eigenschappen van de geest te begrijpen. Volgens deze filosofen betekent dit dat de geest een inzicht in het hele universum heeft. De geest ziet het universum: de eye of the mind. De intuïtie impliceert dat we iets zien. Al deze noties impliceren de ocular metafoor. Het gaat erom dat de geest de universalia ziet.

17
Q

Wat impliceert kennis?

A

Inzicht hebben in iets. Het model van de geest is gebaseerd op de ocular metafoor. Kennis is gebaseerd op de termen van zien. De mind wordt gezien als een abstracte entiteit. Het object van de geest is ook een abstracte entiteit. De universalia is abstract. De immaterialiteit is ook gerelateerd aan het object van de mind.

18
Q

Koppel de ocular metafoor aan Plato

A

De relatie tussen de geest en universalia is gebaseerd op de ocular metafoor. Inzicht in iets hebben is zien. Dat is de belangrijkste impact van de metafoor in de hele geschiedenis van de filosofie op de opvatting van de geest. Dat betekent dat ik concrete objecten zie, maar de universalia zijn geen fysieke dingen: ze zijn abstract. De mind zit op het niveau van abstractie. Op het niveau van immaterialiteit. Het lichaam is gerelateerd aan de fysieke wereld. De geest is gerelateerd aan de mentale wereld. Dat is een abstracte immateriële wereld. Dat is het niveau van de ocular metafoor. Het is een historische analyse van het ontstaan van deze notie.

19
Q

Waarom blijft Aristoteles ook op het niveau van de ocular metafoor?

A

Filosofen zijn bezig met abstracte noties. In de fysieke wereld gaat het om concrete objecten. Maar op het niveau van filosofie zijn we bezig met abstracte noties. Dat geldt voor Plato en Aristoteles, ondanks het feit dat Aristoteles kritiek heeft ontwikkelt op het Platoonse idee. Aristoteles blijft in het kader van deze ocular metafoor. Voor Plato en Aristoteles (en de gehele geschiedenis van de filosofie) is het intellect (geest, etc) het niveau van immaterialiteit. Het object van de mind en de mind zelf zijn op het niveau van de immaterialiteit. De geest is immaterieel.

20
Q

Wat is het verschil tussen de alledaagse opvatting en de filosofische opvatting van de immateriële ziel?

A

Voor de gewone mensen geldt dat ze geloven dat ziel onsterfelijk is. Het leven van de ziel is immaterieel en onsterfelijk. De geest is immaterieel. Op het gebied van de filosofie hebben we ook soortgelijk geloof, maar dat is ingewikkelder. We generen abstracte noties. De geest is immateriële entiteit. De geest ziet de universalia. De ziel is immaterieel, want de mind is in staat om de universalia te zien. Dat is volgens die filosofen uniek. De immaterialiteit van de geest maakt de mens uniek. Het onderscheid tussen fysieke en immateriele wereld is onderhevig aan deze ocular metafoor.

21
Q

Wat is de glassy essence?

A

Het intellect. We zijn niet in staat om te begrijpen wat de glassy essence is. Gaat het om een metafoor of om iets anders?