Rorty: sectie I en II Flashcards

1
Q

Wat gebeurt er in sectie I?

A

We hebben er een intuïtie over, maar die is heel anders dan over het lichamelijk (fysieke). In sectie I verwijst Rorty naar de moderne filosofen (Locke, Descartes, Kant, Hume, etc). Al die filosofen hebben het over het mental. Maar het probleem is hoe moeten we de mind definiëren? Hebben we hier criteria voor? Hebben we een aanpak om deze notie te analyseren?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke aanpak hebben we om de notie van de mind te definiëren/analyseren? Wat is daar problematisch aan volgens Rorty?

A

Er lijkt een sterke intuïtie te zijn over de scheiding tussen lichaam en geest. De gehele moderne filosofie gaat er vanuit dat die intuïtie bestaat. Maar is dat vanzelfsprekend? Moeten we als filosofen zeggen dat alle filosofische problemen gaan over de scheiding tussen lichaam en geest?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar komt de intuïtie over het onderscheid tussen lichaam en geest vandaan?

A

Het algemene idee van de scheiding van lichaam en geest komt voort uit de cartesiaanse filosofie. We hebben een intuïtie van het cartesiaanse dualisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarop berust de intuïtie van de scheiding van lichaam en geest?

A

Het is een verhouding van mentality en non-spatiality. Dat is een specifieke opvatting van het cartesiaans dualisme. In de moderne filosofie zien we veel filosofen die deze relatie onderzoeken: dus de relatie tussen de geest en de niet ruimtelijkheid. De mind zit niet in de ruimte. Waarom zegt de moderne filosofie dat deze relatie bestaat? Omdat ruimte alleen geldt voor materie en het mentale is immaterieel. De geest heeft geen kader in de ruimte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe moeten we de spatiality zien?

Betekent dat de geest geen relatie heeft met de ruimte?

A

De moderne filosofen gaan er vanuit dat de geest een relatie heeft met onuitgebreidheid. Voor Rorty is dat niet vanzelfsprekend. Die noties zijn niet duidelijk. De notie van ruimte lijkt te impliceren dat er wel een relatie is tot de ruimte. Al die noties zijn geen oplossingen volgens Rorty voor de vraag naar de relatie tussen geest en lichaam. Dat is kritiek op de gehele moderne filosofie. De kritiek is dat we geen criteria hebben voor de stelling dat non-spatiality een relatie heeft met de mind. Dat is niet goed te verklaren door de moderne filosofie. Al die noties zijn onduidelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom is er sprake van een metafysische intuïtie?

A

De scheiding van lichaam en geest is niet vanzelfsprekend. We hebben geen criterium voor de relatie tussen de mind en onuitgebreidheid. De intuïtie van de scheiding van lichaam en geest berust op een metafysische intuïtie. Het gaat niet om een gewone scheiding. Het is een metafysische opvatting van lichaam en geest. De oppositie van geest en lichaam heeft ook een betekenis in de termen van de metafysica. Het is niet alleen in oppositie van epistemologie. Het heeft echt metafysische elementen. De oppositie van mind en lichaam is dus een metafysische opvatting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de oppositie in termen van een linguïstische oplossing?

A

Dat is geen oplossing, want ze geven niet aan waarvan het twee beschrijvingen zijn. We kunnen niet zeggen dat het over verschillend vocabulair gaat. Dan hebben we geen scheiding meer. Het gaat dan alleen om verschillende redeneringen van hetzelfde fenomeen. De stelling dat de scheiding tussen lichaam en geest bestaat is een probleem voor deze filosofen zelf. Het lijkt alsof ze gaan over een fenomeen. Dat is juist het probleem. De intuïtie in termen van linguïstiek is geen oplossing. Het gaat tegen de scheiding zelf. Die filosofen ondermijnen hun eigen stelling. Als ze zeggen dat het niet over metafysica gaat, maar alleen om verschillend vocabulair. Het mentale en het lichamelijke zijn twee verschillende beschrijvingen van hetzelfde, bedoelen ze dat het hetzelfde fenomeen is volgens Rorty. Geest en lichaam zijn gescheiden. Hoe moeten we die oppositie tussen lichaam en geest zien?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekent het ontological gap?

A

In de geschiedenis van de filosofie hebben we veel voorbeelden van de ontological gap. Het gaat nog steeds om de metafysica. Alle opposities: mens en god, sterfelijk en onsterfelijk, etc, zijn verschillen gebaseerd op de metafysica. Die oppositie van lichaam en geest is niet vanzelfsprekend wat het is gebaseerd op een verschil in de metafysica. Maar die verschillen zijn niet vanzelfsprekend. Ze zijn onderdeel van de vormen van metafysica. Voor Rorty gaat het echt om de verschillen op het gebied van de metafysica. Het zijn niet vanzelfsprekend. We hebben geen duidelijke inzichten in de natuur van deze opposities.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe moeten we de relatie tussen mental en immaterial zien?

A

Verschillen zijn een onderdeel van de moderne filosofie. Er zijn geen absolute verschillen. Alle verschillen tussen het fysieke, mentale, materiële, immateriële, etc moeten gerelativeerd worden, want we hebben geen absolute criteria voor deze verschillen. We hebben geen oplossingen voor het probleem tussen lichaam en geest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de conclusie van sectie I?

A

Hoe moeten we de moderne filosofie zien? Zij gebruiken juist al deze noties. Voor Rorty hebben we geen goede oplossing voor de betekenis van ‘mental’. Rorty heeft een soort afstand van deze filosofische opvattingen. Al deze filosofen (Descartes, Hume, Locke en Kant) gebruiken al deze noties, maar ze blijven hangen in een taalspel. Maar dat is een taalspel alleen voor filosofen. De intuïtie is dus niets meer dan een intuïtie voor filosofen en niet voor alle mensen. Het heeft geen nut voor mensen die geen filosofie volgen. Het is alleen filosofie. Het is een soort ondermijning van de filosofie zelf.

Dus: deze intuïtie is niet vanzelfsprekend. Het is alleen een intuïtie voor een aantal filosofen. Zij gebruiken noties (mind, body, space, etc) die alleen een vorm van taal zijn en die gelden voor filosofen. Het heeft geen nut voor wetenschappen, religie, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar gaat sectie II over?

A

Het gaat over de andere twee analyses van de mental: fenomenal en intentional.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekenen fenomenal en intentional?

A

Fenomenal: het verschijnen van iets (fenomenaal)
Intentional: de relatie van de mentale voorstelling en de dingen. Bijv. een ervaring van iets. Het is een intentionele relatie tot iets.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welk probleem ziet Rorty in de mind als intentional?

A

Er zijn fenomenen als pijn die geen intentionaliteit hebben. Het probleem met de opvattingen van het mentale als intentionaliteit is dat een aantal mentale fenomenen geen intentionaliteit hebben. Ze gaan niet over een object.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is de notie fenomenal geen oplossing om de notie van overtuigingen samen te vatten?

A

We zien niets verschijnen. De notie van intentionaliteit en fenomenaliteit is geen oplossing om de notie van de mind op te lossen. Er zijn mentale fenomenen die we niet kunnen fenomenalen. Er is een probleem in beide opvattingen over het mentale. Ze kunnen niet alle mentale fenomenen verklaren. Dus ze bieden geen oplossingen voor de vraag naar de natuur van de mind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Laten we aannemen dat het mentale geen relatie heeft met de intentionaliteit. Is dat een goede oplossing?

A

Nee. We zouden misschien een oplossing vinden voor de oppositie van mind en body, maar dan hebben we een ander vraagstuk: hoe moeten we leven in het leven zien. Intentionaliteit heeft iets te maken met de fenomenen. Maar intentionaliteit is geen oplossing voor alle fenomenen. Want de opvatting over het mentale als intentioneel is geen verklaring voor alle fenomenen bijv pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt intentionaliteit in?

A

Het impliceert dat we ergens representaties van hebben. Dat betekent dat we betekenis geven aan objecten. Ik heb bijvoorbeeld een representatie van een bloem. Ik zie de bloem als bloem. Maar iemand anders kan een andere representatie hebben. Als we een representatie van iets hebben geven we zin aan dat object.

17
Q

Hoezo hebben alle ervaringen intentionaliteit volgens fenomenologen?

A

We geven altijd zin aan objecten. Als ik een object zie zie ik dat object altijd als iets anders: bloem, paard, ei, etc. Intentionaliteit impliceert altijd zin.

18
Q

Waarom bevatten specifieke fenomenen in ons hoofd geen intentionaliteit?

A

Als alle mentale fenomenen fysieke fenomenen zijn, dan hebben we geen intentionaliteit. Fysieke fenomenen bevatten geen zin. Ze hebben zin op voorwaarde dat we ze zin geven. Betekenis is geen fysiek fenomeen voor fenomenologen. De betekenis geven aan de dingen zit niet in de fysieke aspecten van het mentale.

19
Q

Leg het voorbeeld van Wenen uit.

A

Rorty noemt een voorbeeld. Als je zegt “Ik heb mijn portemonnee op een tafel in Wenen laten liggen.” dan geef je zin aan de woorden. Mensen hebben verschillende mentale fenomenen. Maar de betekenis is iets anders. De zin en de betekenis is iets anders dan het mentale wederzien van het fysieke. Betekenis is iets anders dan alleen het laten verschijnen van woorden. De zin is iets anders dan de neuronen.

20
Q

Waarom gaat intentionaliteit niet over het fysieke?

A

Fenomenologisch gezien heeft intentionaliteit niet te maken met het fysieke aspect van het mentale. Daarom gaat intentionaliteit niet over het fysieke. Deze eigenschappen geven geen verklaringen voor de zin van ervaringen. De betekenis van de ervaring, het feit dat we alle dingen zien op basis van betekenis, heeft te maken met alleen de fysieke eigenschappen van ons brein.

21
Q

Waarom is intentionaliteit een soort Platoonse opvatting? En welke kritiek geeft Rorty hierop?

A

Het is een soort Platoonse opvatting over zin en betekenis. Het is niet belangrijk dat we de fenomenen op basis van intentionaliteit betrekken, want dat klinkt te Platoons. Het is niet per se nuttig. Betekenis en zin zijn alleen in de vorm van dit leven (Form of life). Een abstracte zin is alleen een Platoonse opvatting. We hoeven geen Platoonse opvatting te hebben over zin. We kunnen zeggen dat zin en betekenis zitten in the form of life: in dit leven krijgen ze vorm, door middel van een taalspel.. We hebben geen absolute fundamenten. De Platoonse opvatting is alleen metafysica. De kritiek van Rorty is ook een kritiek op de notie van het Platonisme.

22
Q

Wat is volgens Rorty het echte probleem omtrent de intuïtie over de scheiding van lichaam en ziel?

A

Het is geen filosofische vraag, maar een probleem van formuleringen. Al deze vragen zijn filosofische vragen die een probleem van formuleringen vormen. Het is alleen een probleem van noties, maar geen echte vraag. De aanpak van Rorty is dat hij wilt laten zien dat al deze filosofische vragen gebaseerd zijn op verkeerde formuleringen. Die formuleringen moeten dan ook gerelativeerd worden.

23
Q

Waarom heeft Rorty bezwaar tegen de notie of idea?

A

De notie van betekenis in de moderne filosofie en in het geval van Locke is dat de notie gebaseerd is op de notie of idea. Rorty heeft hier bezwaar tegen. De opvatting dat we een toegang hebben tot idea is slechts een filosofische opvatting. Het is slechts een abstractie, maar komt niet voor in de natuur van het mentale.

24
Q

Waarom hebben we geen onderscheid tussen verschijnen en realiteit?

A

In het geval van fenomenaliteit spreken we over verschijnen. Maar we hebben geen onderscheid tussen verschijnen en realiteit. In het geval van de gevoelens hebben we geen onderscheid tussen de werkelijkheid en de realiteit. Het verschijnen is in dit geval ook de werkelijkheid. In het geval van de fenomenaliteit hebben we geen onderscheid tussen de werkelijkheid en het verschijnen. De opvatting wordt ontologisch opgevat terwijl het om epistemologie gaat en dat is problematisch.

25
Q

Hoe beschrijven filosofen het fenomenale die een onderscheid lijken te maken tussen verschijnen en realiteit?

A

Er zijn filosofen die het verschijnen als een abstracte entiteit beschouwen (bijv. Plato). We hebben dan het verschijnen als het fenomenale en geen onderscheid tussen werkelijkheid en realiteit. Maar de filosofen zien het fenomenale als een abstracte entiteit. Verschijningen en gevoelens worden opgevat als een Platoons idee. Het zijn een soort universals. Ze praten niet meer over hoe mensen praten over hun gevoelens, maar over gevoel als een abstracte entiteit.

26
Q

Waarom wordt het fenomenale als immaterieel gezien?

A

De filosofen zien het fenomenale als een abstracte (Platoonse) entiteit.

27
Q

Wat is de conclusie van sectie II?

A

Een aantal filosofen associëren het intentionele met het fenomenale. We hebben een onderscheid tussen het mentale en het fysieke. Rorty gaat een aantal opvattingen over het mentale analyseren. De eerste opvatting is dat het intentioneel is en de tweede is dat het fenomenaal is. Het mentale als intentioneel levert een aantal problemen op. Maar het mentale als fenomenale ook. Het onderscheid tussen mentaal en fysiek is gebaseerd op een ander onderscheid: universum en particulier. Dat is hoe hij deze opvatting samenvat en analyseert. Deze opvatting van universum en particulair is niet vanzelfsprekend. Universal is abstracte entiteit.