richting en posities Flashcards

1
Q

superior/craniaal

A

structuur die dichterbij het hoofd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

inferior/caudaal

A

structuur die dichterbij de voet/ meer richting het stuitje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

posterior (dorsaal)

A

dichterbij de rugzijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

anterior (ventraal)

A

dichterbij de buikkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

rostral (rostraal)

A

voor het brein, dichtbij de voorkant van het hoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

medial (mediaal)

A

dichterbij de middellijn van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lateral (lateraal)

A

verder weg van de middenlijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

dorsum

A

term voor lichaamsdelen die voor een ander lichaamsdeel liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

infermedial (infermediaal)

A

dichterbij de voeten en dichtbij de mediaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

superolateraal

A

dichterbij het hoofd en verder van de mediaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

proximaal

A

dichtbij de oorsprong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

distaal

A

verder van de oorsprong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

plantaire zijde

A

zijde van de voet die op de grond staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bilateraal

A

komen in paren voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

unilateraal

A

komt in een voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ipsilateraal

A

gebeurt aan dezelfde kant

17
Q

contralateraal

A

gebeurt aan de andere kant van het lichaam