RF rechtsstaat aspecten en paradigmas Flashcards

1
Q

Formele aspecten (Fuller)

A
  1. Een algemene strekking hebben
  2. Kenbaar en publiek zijn
  3. Geen terugwerkende kracht hebben
  4. Helder en begrijpelijk zijn
  5. Intern consistent, niet-tegenstrijdig zijn
  6. Niet het onmogelijke eisen
  7. Relatief stabiel zijn
  8. En er moet overeenstemming zijn tussen de regels en hun toepassing.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Institutionele aspecten

A

trias politica
zorgvuldige wetgevingsprocedure
onafhankelijkheid van de rechter
beginselen van behoorlijk bestuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Procedurele aspecten

A

onafhankelijke en onpartijdige rechter
goede en effectieve toegang zijn tot de rechter (geen grote financiële belemmeringen)
uitwisselen argumenten met wederpartij
vertrouwen toepassen regels door rechters of agenten (legaliteitsbeginsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Inhoudelijke aspecten

A

grondrechten
enerzijds: meningsuiting, kiesrecht, en vrijheid van vereniging en vergadering, vereisen ook waarborging tegen desinformatie of manipulatie
Anderzijds: sociale rechten;voldoende inkomen, werk, huisvesting, een gezond leefmilieu, gezondheidszorg en onderwijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Rechtsstatelijke cultuur

A

De rechtsstaat wordt door mensen gemaakt, door de rechtsstaat in hun gedrag te respecteren. De rechtsstaat is een belangrijke verworvenheid, maar hij is ook kwetsbaar en vergt voortdurende inspanningen van iedereen om hem vitaal te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

statelijk paradigma

A
  1. Staatssoevereiniteit: de staat is het hoogste gezag over de bevolking op een bepaald grondgebied. Daarmee verbonden is de gedachte dat de wereld geografisch is opgedeeld in staten met elk een eigen grondgebied. Deze idee betreft de ordening van de politieke macht.
  2. Juridisch centralisme: alle recht kan direct of indirect worden herleid tot het hoogste gezag in die staat, in een top-down benadering. In Nederland is alle recht te herleiden tot overeenstemming tussen de Staten-Generaal en de regering door middel van formele wetgeving, en uiteindelijk tot de Grondwetgever. Deze idee betreft de ordening van het recht.
  3. De natiestaat: de staat is niet alleen verbonden met een bepaald grondgebied, maar ook met een natie, een volk met een eigen identiteit. De samenleving waarover het staatsgezag regeert, bestaat niet uit allerlei losse groepen en volken, maar kan als één geheel, als een volk, worden gezien. Deze idee betreft de ordening van de samenleving.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

pluralistisch paradigma

A
  1. Rechtspluralisme. Er zijn meerdere vormen van recht en bronnen van recht. Het recht dat van centrale staatsorganen afkomstig is, is vooralsnog zeker het belangrijkste, maar daarnaast zijn er ook andere vormen als zelfregulering en internationaal en Europees recht. Het volgende hoofdstuk werkt dit thema verder uit.
  2. Machtspluralisme. Naast de staat zijn er ook belangrijke andere actoren die aanzienlijke macht uitoefenen. Denk aan grote bedrijven, internationale organisaties, de EU, maar ook ngo’s of superrijken als Jeff Bezos en Elon Musk.
  3. Maatschappelijk pluralisme. De wereld is een lappendeken van groepen en netwerken. Die kunnen een etnisch, cultureel of religieus karakter hebben, maar ook een territoriaal karakter (de bewoners van een stad); ze kunnen ook gebaseerd zijn op gedeelde interesses of politieke voorkeuren (denk aan de aanhangers van ISIS of van QAnon). Soms vallen territoriaal georganiseerde staten samen met zo’n groep, maar meestal is dat niet het geval.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly