Retour-juridisch Flashcards
1
Q
La mise en examens
A
De inverdenkingstelling
2
Q
L’infraction présumée
A
Het vermeende inbreuken
3
Q
Mettre en examens
A
In verdenking stellen
4
Q
Souiller
A
Bevuilen
5
Q
Commettre un déli de fuite
A
Een vluchtmisdrijf plegen
6
Q
La lésion
A
De letsel
7
Q
Le magistrat
A
De magistraat
8
Q
Faire appel
A
In beroep gaan
9
Q
Engager des poursuites contres
A
Een vervolging instellen tegen iemand