Retour-algemeen Flashcards
Saisir/confisquer
In beslag nemen
Les fonds marins
De zeebodem
Le chalut
De sleepnet
Le récif coralien
De coraalrif
La surexploitation
De uitputting
Le bouquetin
De steenbok
Les zones humides
De waterrijke gebieden
Risquer de
Een kans hebben om
Le constat
De vaststelling
Altérer
Bederven
L’environnement marin
Het zeemilieu
La destruction de l’habitat
De vernietiging van het leefmilieu
L’espèce envahissante
De woekerende diersoort
La réserve naturelle
Het natuurgebied
Rebondir (chg de tendance)
Opleven
L’énergie fossile
De fossiele energie
La surpêche
De overbevissing
Le bétail
Het vee
L’ortie
De brandnetel
Permanent
Aaneengesloten
La prédisposition
De aanleg
La stimulation
De prikkel
Saisir (comprendre)
Onderkennen
La compréhension
Het inzicht
N’en être qu’aux balbutiements
In de kinderschoenen staan
Progresser
Vooruitgang boeken
Mener à/causer
Uit.monden in
La honte
De schaamte
Connaître ce refrain
Bekend in de oren klinken
Approuver
Beamen
Désespéré
Affolé
Radeloos
L’absentéisme
Het werkverzuim
Exclure
Weren
Réellement
Daadwerkelijk
Ne pas voir l’évidence
Door de bomen het bos niet meer zien
Cela ne s’arrête pas là
Daar houdt het niet bij op
Gêner qqn
Iem. dwars.zitten
Ambitionner de
Ijveren voor
Le dirigeant
De machthebber
Délicat
Betwist
La mauvaise administration
Het wanbestuur
Le pétrolier
De olietanker
Raviver
Op.wekken
Le Golfe persique
De Perzische Golf
Le sabotage
De sabotage
L’émirat
Het emiraat
La voie maritime
De zeeroute
Catégorique
Overtuigend
Le soupçon
De verdenking
Croissant
Oplopend
Entacher
Bedoezelen
Entourer (aider)
Flankeren
Expulser (qqn)
Uitzetten
Riposter
Een tegenaanval doen
L’annexion
De annexatie
Le ressortissant
De onderdaan
Connexe
Samenhangend
La restriction
De beperking
Imposer
Op.leggen
L’intégrité
De integriteit
Abattre (un avion)
Neerschieten
Le golfe
De baai
L’espace aérien
Het luchtruim
Violer (2)
Overtreden
Schenden
Nier
Ontkennen
L’engin aérien
Het luchtvaartuig
Le pentagone
De vijfhoek
Le tir de missile
De raketaanval
Décoller (avion)
Opstijgen
La base militaire
De legerbasis
Le recours à la force
Het gebruik van geweld
Ecarter (une idée)
Uit.sluiten
L’escalade des tensions
De oplopende spanningen
La mer d’Oman
De Arabische Zee
L’émergence
De opkomst
Le protectionnisme
Het protectionisme
Négligeable
Verwaarloosbaar
L’OMC
De Wereldhandelsorganisatie
L’exposition à
De bloodstelling aan
Susceptible
In staat om
La cour d’appel
Het hof van beroep
L’armement
Het oorlogsmateriaal
L’excitation sexuelle
De sexuele opwinding
Le projet de loi
Het wetsvoorstel
La session parlementaire
De kamerzitting
Prêter serment
Zijn eed afleggen
L’embarras
De verlegenheid
La Cour constitutionnelle
Het Grondwettelijk Hof
Le président de la Commission européenne
De Europese Commissievoorzitter
Ne mener à rien
Op niet uit.lopen
Faire une tentative
Een poging ondernemen
Occuper un poste (2)
Een functie invullen/bekleden
Estimer/évaluer
Beraden
La nomination (à un poste)
De benoeming
Avancer/proposer/suggérer
Opperen
La réunion d’urgence
Het spoedoverleg
L’avancée
De doorbraak
La discussion
Het onderonsje
Improbable/invraisemblable
Onwaarschijnlijk
Annuler une attaque
Een aanval in.trekken
Bombarder
Bestoken
La préparation à
De voorbereiding OP
La vive (poisson)
De pieterman
In extremis
Op de valreep
Le locataire
De verhuurder
La séance pléniaire
De plenaire zitting
Mener à
Uit.lopen op
S’effondrer comme un château de cartes
Als een kaartenhuisje in elkaar vallen
Juger (au tribunal)
Berechten
Le plaignant
De aanklager
Classer sans suites
Seponeren
L’argumentation
De bewijsvoering
L’établissement
De nederzetting
Réellement
Daadwerkelijk
C’est contraire à
Het gaat in tegen
Défendre qq chose
Voor iets staan
Reporter (dans le tps)
Uit.stellen
L’incertitude
De onduidelijkheid
A la demande de
Op vraag van
Un point de convergeance
Een punt van convengentie
La déclaration
De verklaring
A l’issue de
Na afloop van
L’accord gouvernemental
Het regeerakkoord
La tâche
De opdracht
Le progrès
De vordering
Les forces de l’ordre
De politie
Hostile à
Vijandig tegen
L’extradition
De uitlevering
Le gaz lacrymogène
De traangas
Un soutien indéfectible
Een onfeilbare steun
Le marchandage
Het marchanderen
Assiéger
Belegeren
La rétrocession (transfert de propriété)
De retrocessie
Le bâton
De stok
Le marteau
De hamer
Le chariot
Het wagentje
Méticuleux
Zorgvuldig
L’émeute
De oproer
Le jeu de mots
De woordspeling
L’emblème (2)
Het embleem
Het symbool
La détente
De ontspanning
Le tarif douanier
Het douanetarief
Le levier
De hefboom
Les règles (menstruations)
De ongesteldheid
Le col de l’utérus
De barmoederhals
La plus grande partie
Het leeuwendeel
En tout
Welgeteld
Ignorer
Iets aan zijn laars lappen
Faire du grabuge/envenimer la situation
De boel op stelten zetten
Se noyer
Verdrinken
Faire le lien
De band leggen
La goût amer =(
De ranzigheid
Atroce/affreux
Misselijkmakend
Être versatile
Met een dubbele tong spreken
Violer
Aan.randen
Le contrôle d’identité
De identiteitscontrole
Être emmêlé/enchevêtré
In de knoop zitten
Se moquer de qqn
De draak steken
Prendre en otage
Gijzelen
Embellir/orner
Sieren
Le niveau
De geleding
Encaisser (une perte)
(een verlies) incasseren
Enlever/ôter
Uit.trekken
L’uniforme
Het uniform
Le fanion
Het vlaggetje
Sans appel
Onherroepelijk