Rembrandt Flashcards
1
Q
Wereldberoemd
A
World famous
2
Q
Waard
A
Wortj
3
Q
Bewonderen
A
Admire
4
Q
Al snel blijkt dat..
A
It turns out quickly already that
5
Q
Bruisende
A
Bustling, busy, crowded
6
Q
Verdienen
A
Earn
7
Q
Opdrachten
A
Exercises
8
Q
Kooplieden
A
Merchant
9
Q
Pronken
A
Show off
10
Q
Meester
A
Master
11
Q
Op geluk
A
On luck
12
Q
Zijn verliefd op
A
Fall in love with
13
Q
Verkocht
A
Sold
14
Q
Eeuwen
A
Centuries
15
Q
Zijn gek op
A
Crazy about
16
Q
Leerlingen
A
Pupils
17
Q
Tovenaar
A
Wizard
18
Q
Verf
A
Paint
19
Q
Namaken
A
Counterfeit
20
Q
Zijn trots op
A
Be proud about
21
Q
Voorlopig
A
For the time being
22
Q
Taferelen
A
Scenes
23
Q
Bewegen
A
Move
24
Q
Werklozen
A
Unemployed
25
Kwaad
Pissed off
26
Vuile uitzuiger
Dirty exhauster (dirty exploiter)
27
Lijk
Corpse
28
Hout
Wood
29
Voren
Forward
30
Vooraan
In front
31
Gevoelens
Feelings
32
Vrolijk
Cheerful
33
Gezichtuitdrukkingen
Facial expressions
34
Verdrietig
Sad
35
Angsitg
Anxious
36
Spiegel
Mirro
37
Waarvan
From what
38
Sterven
Die
39
Verschijnen (geschenen)
Appear
40
Schaduw
Shadow
41
Toveren
Conjure (magic)
42
Aanleveren
Deliver
43
Streek
Something??
44
Bedrog
Chea
45
Stagiair
Trai
46
Ik neem aan dat
I assume that
47
Sturing
C
48
Zogenoemde
So c
49
Ruw
R
50
Klonterig
Lum
51
Zichtbaar
B
52
Ontraflen
Unrav
53
Slordig
Mess
54
Verzameling
Collection
55
Terecht
Justly
