redemittel e Flashcards
Hoe heten je ouders?
Wie heisst deine Eltern?
Mijn vader heet Markus en mijn moeder heet Urkline
Mein vater heisst Markus und meine Mutter heisst Urkline
Hoe oud zijn zij?
Wie alt sind sie?
Waar werkt je vader?
Wo arbeitet dein vater?
Hij werkt als verkoper bij BMW
Er arbeitet als Verkäufer bei BMW
Wat is je moeder van beroep?
Was ist deine mutter von Beruf?
Ze werkt als lerares
Sie arbeitet als Lehrerin
Leven je grootouders nog?
Leben deine Grosseltern noch?
Ik heb nog een oma.
Ich habe noch eine Oma
Hoe oud is zij?
Wie alt ist sie?
Ze is al 100 jaar oud
Sie ist schon 100 Jahre alt
Heb je broers en/of zussen
Hast du Geschwister?
Ja, ik heb twee broers
Ja, ich habe zwei Brüder
Heb je geen zussen?
Hast du keine Schwestern
Ik heb ook een zus
Ich habe auch eine Schwester
Wat doet zij?
Was macht sie?
Ze studeert in Hamburg
Sie Studiert in Hamburg
Wat is je adres?
Welche Aderesse hast du?
Wat is de postcode?
Was ist die Postleitzahl
De postcode is 2424
Die Postleitzahl ist 2424
En wat is je telefoonnummer?
Und was ist deine Telefonnummer
Heb je ook een mobieltje?
Hast du auch ein Handy?
Ja, het nummer is 2424
Ja, die nummer ist 2424
Mevrouw Muller, bent U getrouwd?
Frau Muller, sind Sie verheiratet?
Nee, ik ben gescheiden
Nein, ich bin geschieden
Hebt U kinderen?
Haben Sie Kinder?
Ik heb een zoon en een dochter
Ich habe ein Sohn und eine Tochter
Hoe heet je oom?
Wie heisst dein Onkel
Mijn oom heet Hans
Mein Onkel heisst Hans
Heb je ook een tante?
Hast du auch eine Tante?
Ja, ze heet Karin
Ja, sie heisst Karin
Hoeveel neven heb je?
Wie viel Cousins hast du?
Ik heb geen neven. Maar ik heb wel vier nichten
Ich habe keine Cousins. Ich habe aber vier Cousinen
