lernliste tot en met D Flashcards by anna van vlijmen

Q

het gezin

A

die Famiellie

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

wij zijn familie

A

wir sind verwandt

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

ik heb mijn werboek vergeten

A

ich habe mein Arbeitsbuch vergessen

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

kunt u het opschrijven

A

Können sie das Aufschreiben

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

mag ik de antwoorden?

A

Kann ich die antworten haben?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

ik heb mijn huiswerk niet gemaakt

A

Ich habe meine Hausaufgaben nicht gemacht

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

de zus

A

Die Schwester

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

de broer

A

Der Bruder

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

de nicht

A

Die cousine

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

de kleinzoon

A

Der Enkel

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

de neef

A

Der Neffe

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

de schoonzoon

A

Der Swiegersohn

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

wat doet jouw moeder?

A

Was macht deine Mutter?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

waar werkt jouw vader?

A

wo arbeitet dein Vater?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

de broers en/of zussen

A

Die Geschwister

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

bent u getrouwd?

A

Sind Sie verheiratet?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

mijn tante heeft twee kinderen

A

Meine Tante hat zwei Kinder.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

mijn grootouders zijn gescheiden

A

Meine Grosselten Sind geschieden.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

ik heb drie broers

A

Ich habe Drei Brüder

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

mijn zusje is pas vier.

A

Meine Kleine Schwester ist erst vier.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

vinden

A

finden

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

leeft jouw opa nog?

A

Lebt dein Opa noch?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

studeert hij in Hamburg

A

Studiert er in Hamburg?

Q

welk aderes heb jij?

A

Welche Aderesse hast du?

Q

de postcode

A

Die Postleitzahl

Q

de mobiele telefoon

A

Das Handy

Q

wat is jouw telefoonnummer?

A

Was ist deine Telefonnummer?

Q

mijn oma is al 80

A

Meine Oma ist schon 80

Q

de verjaardag

A

Der Geburtstag

Q

de maand

A

Der Monat

Q

ik ben op 3 mei jarig

A

Ich bin am dritten Mai Geburtstag

Q

januar, februari, maart

A

Janur, Februar, März

Q

augustus, december

A

August,Dezember

Q

hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag

A

Herzlichen Glückwunsch zum Geburtstag!

Q

de familiedag

A

Der Familientag

Q

vieren

A

feiern

Q

dik

A

dick

Q

de taart

A

die Torte

Q

bellen

A

telefoneren

Q

ik ben misselijk

A

Ich bin Schlecht

Q

de e-mail

A

Die E-mail

Q

de lente

A

Der Frühling

Q

de zomer

A

Der Sommer

Q

de herfst

A

Der Herbst

Q

de winter

A

Der Winter

Q

wanneer is jouw verjaardagsfeestje?

A

Wann ist deine Geburtstagparty?

Q

ik nodig je uit

A

Ich lade dich ein

Q

gauw

A

bald

Q

het cadeau

A

Das Geschenk

Q

de familie

A

Die verwandtschaft

Q

ik ben in 1995 geboren

A

Ich bin 1995 geboren

Q

de auto

A

das Auto

Q

hoe heet haar broer?

A

Wie heisst ihr Bruder?

Q

hoe oud is jullie zus?

A

Wie alt ist eure Schwester?

Q

waar woont uw zoon?

A

Wo wohnt Ihr sohn

Q

ik heb geen broers en/of zussen

A

Ich habe keine Geschwister