lernliste tot en met D Flashcards
het gezin
die Famiellie
wij zijn familie
wir sind verwandt
ik heb mijn werboek vergeten
ich habe mein Arbeitsbuch vergessen
kunt u het opschrijven
Können sie das Aufschreiben
mag ik de antwoorden?
Kann ich die antworten haben?
ik heb mijn huiswerk niet gemaakt
Ich habe meine Hausaufgaben nicht gemacht
de zus
Die Schwester
de broer
Der Bruder
de nicht
Die cousine
de kleinzoon
Der Enkel
de neef
Der Neffe
de schoonzoon
Der Swiegersohn
wat doet jouw moeder?
Was macht deine Mutter?
waar werkt jouw vader?
wo arbeitet dein Vater?
de broers en/of zussen
Die Geschwister
bent u getrouwd?
Sind Sie verheiratet?
mijn tante heeft twee kinderen
Meine Tante hat zwei Kinder.
mijn grootouders zijn gescheiden
Meine Grosselten Sind geschieden.
ik heb drie broers
Ich habe Drei Brüder
mijn zusje is pas vier.
Meine Kleine Schwester ist erst vier.
vinden
finden
leeft jouw opa nog?
Lebt dein Opa noch?