Redekundig ontleden Pools Flashcards
Het werkwoord, de werkwoorden
czasownik, czasowniki
(noun masculine)
Bijvoeglijk naamwoord,
przymiotnik, przymiotniki
Bijwoord, Adverb
przysłówek, przysłówki noun masculine
Lidwoord (
Rodzajnik, rodzajniki (noun neuter)
Hulpwerkwoord
Woord, woorden (zelfstanding naamwoord)
słowo, słowa
Zelfstandig naamwoord
rzeczownik, rzeczowniki
Eigennaam: Israël, Jack
Onbepaalde lidwoorden
artykuły nieokreślone
Bepaalde lidwoorden
Voorzetsel: vakantie, kooi
Zelfstandig gebruikte persoonlijke voornaamwoorden
Zelfstandig gebruikte bezittelijke voornaamwoorden
Zelfstandig gebruikte aanwijzende voornaamwoorden, die, dat, deze, datgenen, hetgene, deze
Zelfstandige gebruikte vragende voornaamwoorden
relativerend ZGVNM, Betrekkelijk voornaamwoorden
Relatief neutrale ZGVNW
Onbepaald voornaamwoord, OZGVNW
Transitieve koppelwerkwoorden:Het geeft aan het lijdend voorwerp een kwaliteit die wordt uitgedrukt door de gesteldheid van het lijdend voorwerp.
Wederkerende werkwoorden
Onpersoonlijk werkwoord
Bijvoegelijk bezittelijk naamwoorden
Aanwijzend bijvoeglijk voornaamwoorden