Redekundig ontleden Pools Flashcards

1
Q

Het werkwoord, de werkwoorden

A

czasownik, czasowniki
(noun masculine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bijvoeglijk naamwoord,

A

przymiotnik, przymiotniki

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bijwoord, Adverb

A

przysłówek, przysłówki noun masculine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lidwoord (

A

Rodzajnik, rodzajniki (noun neuter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hulpwerkwoord

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Woord, woorden (zelfstanding naamwoord)

A

słowo, słowa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zelfstandig naamwoord

A

rzeczownik, rzeczowniki

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Eigennaam: Israël, Jack

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Onbepaalde lidwoorden

A

artykuły nieokreślone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bepaalde lidwoorden

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Voorzetsel: vakantie, kooi

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zelfstandig gebruikte persoonlijke voornaamwoorden

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zelfstandig gebruikte bezittelijke voornaamwoorden

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zelfstandig gebruikte aanwijzende voornaamwoorden, die, dat, deze, datgenen, hetgene, deze

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Zelfstandige gebruikte vragende voornaamwoorden

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

relativerend ZGVNM, Betrekkelijk voornaamwoorden

A
17
Q

Relatief neutrale ZGVNW

A
18
Q

Onbepaald voornaamwoord, OZGVNW

A
19
Q

Transitieve koppelwerkwoorden:Het geeft aan het lijdend voorwerp een kwaliteit die wordt uitgedrukt door de gesteldheid van het lijdend voorwerp.

A
20
Q

Wederkerende werkwoorden

A
21
Q

Onpersoonlijk werkwoord

A
22
Q

Bijvoegelijk bezittelijk naamwoorden

A
23
Q

Aanwijzend bijvoeglijk voornaamwoorden

A