Recessies & Depressies Flashcards

1
Q

Conjunctuur + hoog- en laagconjunctuur

A

De schommelingen van de economische groei op korte termijn noem je de conjunctuur. Periodes van sterkere groei (hoogconjunctuur) en periodes van tragere (laagconjunctuur) of zelfs negatieve groei (crisis) wisselen elkaar af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Recessie

A

Als er 3 opeenvolgende kwartalen negatieve economische groei is, spreekt men van een recessie in het derde kwartaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Depressie

A

Als een recessie meer dan 1 jaar duurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Depressie

A

Als een recessie meer dan 1 jaar duurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Outputgap

A

Outputgap is het verschil tussen het reëel BBP en potentieel BBP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Conjunctuurgolven. Geef er 2.

A

1) Juglar = 10 jaar

2) Kondratieff = 50 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Secular stagnation

A

Long term stagnation. Lage tot geen economische groei en lage tot geen inflatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Oorzaken van de Grote Depressie (jaren 30) (5p.)

A

1) ongelijkheid VS & negatieve vermogenseffect.
2) ondernemingsstructuur (holdingbedrijven, banken en werkmaatschappijen) & exposure
3) slechte organisatie bankwezen (bankruns): niet genoeg reserve bij weinig vertrouwen van banken + domino-effect (banken van banken falen)
4) positieve netto-uitvoer: US geeft leningen uit aan landen met slecht bestuur –> die landen konden niet terugbetalen –> extra redenen
5) gebrek aan economisch begrip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Oorzaken Grote Recessie (07-09)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Buybacks. Leg uit + licht toe waarom het relevant is?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoogmoed ontstaan

A
  • snelle groei (men kan niet volgen met snelle groei)
  • merkbekendheid (men kan beloftes niet nagaan)
  • succes en erkenning (organisatorisch narcisime)
  • zwak bestuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoogmoed voorwaarden

A
  • noodzaak om snel en frequent te beslissen
  • ego als sterk leider (intern en extern)
  • isolement (office van de CEO op 60e verdiep, afstand met anderen)
  • aantrekkingskracht van macht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly