Reader 2 periode 2 Flashcards
1
Q
Autonomie
A
Zelf nadenken en eigen keuzes maken: onafhankelijk en verantwoordelijk zijn.
2
Q
Deugd
A
goede eigenschap
3
Q
Ethiek
A
Filosoferen over goed en kwaad
4
Q
Karakterdeugd
A
Deugd die gaat over hoe je bent, hoe je omgaat met situaties en emoties en welke keuzes jij maakt
5
Q
Middenweg
A
Het midden tussen te veel en te weinig van een deugd: precies genoeg van de deugd voor de situatie
6
Q
Norm
A
Een gedragsregel, datgene dat wij normaal vinden om te doen
7
Q
Ondeugd
A
Slechte eigenschap
8
Q
Verstandsdeugd
A
deugden die je krijgt aangeleerd door je omgeving
9
Q
Waarde
A
iets dat mensen erg belangrijk vinden en de moeite waard vinden om na streven
10
Q
Waardenbotsing
A
Situatie waarin 2 waarden niet tegelijk kunnen worden nageleefd