Rangschikking, uitbreiding en vorm: Flashcards

1
Q

Ringvormig

A

Annulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Boogvormig

A

Acriform

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bolrond, koepelvormig (‘dome shaped’)

A

Bolrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bolrond, koepelvormig (‘dome shaped’), met een indeuking er in (delle)

A

Bolrond met delle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Onderbroken ringvormig

A

Circinair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Omschreven, beperkt tot een klein gebied

A

Circumscript

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Meerdere centrifugaal uitbreidende en elkaar opvolgende ringen

A

Concentrisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In elkaar overvloeiend

A

Confluerend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Moederlaesie met satelieten

A

Corymbiform

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Plooien in de huid, b.v. op de buik, blijven vrij van de aandoening

A

Deckchair fenomeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vertakt

A

Dendritisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aaneengesloten

A

Diffuus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Van elkaar gescheiden

A

Discreet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Follikelgebonden, beperkt tot de haarfollikels

A

Folliculair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gelijkmatig verspreid over het gehele lichaam

A

Gedissemineerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verspreid over het gehele lichaam

A

Gegeneraliseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Geslingerd, slingervormig

A

Gegyreerd

18
Q

Op een basis die smaller is dan de laesie zelf

A

Gesteeld

19
Q

Onregelmatig van vorm, geen patroon in te herkennen

A

Grillig

20
Q

Licht bol staand oppervlak

A

Hemisferisch

21
Q

Gegroepeerd, groepje van laesies bij elkaar (‘en bouquet’)

A

Herpetiform

22
Q

Hobbelig, onregelmatige of regelmatige uitstulpingen van het oppervlak

A

Hobbelig

23
Q

Irisvormig of schietschijfvormig (‘target lesion’), concentrisch met een centrum afwijkend van kleur

A

Kokardevormig

24
Q

In een langwerpig patroon, lijnvormig

A

Lineair

25
Q

Rand verheven t.o.v. het centrum van de laesie en/of de omgevende huid

A

Opgeworpen rand

26
Q

Ovaal van vorm

A

Ovaal

27
Q

Hobbelig, wratachtig, onregelmatige of regelmatige uitstulpingen van het oppervlak

A

Papillomateus

28
Q

Veelhoekig

A

Polygonaal

29
Q

Meerdere ronde randen, ronde laesies die zijn geconflueerd tot 1 gebied

A

Polycyclisch

30
Q

Voorkeur voor de plooien van het lichaam (oksels, liezen, bilnaad, submammair, buikplooien)

A

Ptychotroop

31
Q

Rechthoekig van vorm

A

Rechthoekig

32
Q

Beperkt tot 1 lichaamsgebied, b.v. de bovenbuik, de sacrale regio

A

Regionaal

33
Q

Netvormig

A

Reticulair

34
Q

Rond van vorm

A

Rond

35
Q

Beperkt tot 1 dermatoom

A

Segmentaal

36
Q

Enkelvoudige laesie

A

solitair

37
Q

Kegelvormig, uitstekend met een scherpe punt

A

Spits

38
Q

Een aantal opeenvolgende laesies in het verloop van een lymfbaan

A

Sporotrichoid

39
Q

Wrat-achtig, fluwelig oppervlak, hobbelig

A

Verruceus

40
Q

Gehele laesie is gelijkmatig verheven boven het oorspronkelijk niveau van de huid (b.v. een kwaddel)

A

Vlak

41
Q

Uitgebreid over het gehele lichaam (geen enkel gebied blijft gespaard)

A

Universeel