R3 cr13 (p191, 192 & 193) Flashcards
vocabularium frans
l’ ange
de engel
le bureau
het bureau/ het kantoor
le canapé
de zetel
le carton
de (kartonnen) doos
le collègue/ la collègue
de collega
le déménageur
de verhuizer
le lit
het bed
le meuble
het meubel
le mirior
de spiegel
le mur
de muur
le poster
de poster
le réveil
de wekker
le tapis
het tapijt
l’ambiance
de sfeer
La chambre à coucher
de slaapkamer
la chose
het ding
l’étagère
het rek
la fenêtre
het raam
la garde-robe
de kleerkast/de garderobe
la lettre
de brief
la pantoufle
de pantoffel
la pause
de pauze
la période
de periode
la place
de plaats
la semaine
de week
la table de nuit
het nachttafeltje
la télé
de tv
la vie
het leven
nerveux/nerveuse
zenuwachtig
lourd(e)
zwaar
organisé(e)
georganiseerd
prêt(e)
klaar
spécial(e)
bijzonder
d’abord
eerst
ensuite
dan/vervolgens
en face de
tegenover
puis
vervolgens/nadien
tout
alles
à côté de
naast
a droite de
rechts van
a gauche de
links van
après
na (tijd)
avant
voor (tijd)
commençons par
laten we beginnen met
dans
in
derrière
achter
devant
voor
dormir comme un ange
slapen als een roos
entre
tussen
être a la bonne place
op de juiste plaats staan
je suis prêt(e) pour
ik ben klaar voor
je vais bien dormir
ik ga goed slapen
la, juste devant
daar juist voor
oh non pas du tout
oh nee helemaal niet
quelle ambiance
wat een sfeer
sous
onder
sur
op
tout est presqu’en ordre
alles is bijna in orde
tout va bien
alles gaat/verloopt goed
tu nous aides a porter
help je ons dragen
tu parles
daar zeg je wat
vous montes les cartons
brengen jullie de dozen naar boven
