Publieke vs private organisaties Flashcards

1
Q

Publieke en private invloedssferen

A

Domein, goederen en organisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Publieke en private goederen

A

Overheidsingrepen bij 1. Marktwerking niet mogelijk 2. Imperfecte marktwerking door externaliteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ostrom: Typologie van goederen

A
  • Particuliere goederen: uitsluitbaar en individuele consumptie (huis, kledij)
  • Tolgoederen: uitsluitbaar en gemeenschappelijke consumptie (evenementen, universiteit)
  • Gemeenschappelijke gebruiksgoederen: niet-uitsluitbaar en individuele consumptie (visbestand, energiebronnen, rivieren, natuurbestand)
  • Publieke goederen: niet-uitsluitbaar en gemeenschappelijke consumptie (lucht, defensie, straten, veiligheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Van Montfort: 7 dimensies, publiek-privaat profiel

A
  1. Rechtsvorm: privaatrechtelijk vs publiekrechtelijk
  2. Eigendom: 100% particulier vs 100% overheid
  3. Autonomie: onafhankelijk vs afhankelijk
  4. Taken: marktactiviteit vs formeel/wettelijk
  5. Marktomgeving: concurrentie vs monopolie
  6. Financiering: 100% privaat vs 100% overheid
  7. Waarden: commercieel belang vs algemeen belang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gevolgen van publiek zijn

A

Voor relatie tussen omgeving en organisaties:

  • Dwingend, monopolistisch, onvermijdbaar
  • Politieke invloed
  • Uitgebreide beperkingen en toezicht

Voor processen en structuren:

  • wicked issues
  • red tape
  • overheidsmanager heeft politieke rol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vormen van dienstverlening

A
Via overheidsapparaat:
1. Eigen beheer
2. Interne delegatie
3. IVA
4. EVA
Niet via overheid:
5. Uitbesteding
6. Gesubsidieerde NPO
7. Privatisering
8. PPS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Afweging van de keuze vorm publieke dienstverlening

A
  1. Aard van de taak
  2. Context
  3. Politieke criteria
  4. Mate van autonomie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vliegwieleffect

A

Goede private sector trekt goede publieke sector aan en omgekeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Path dependency/padafhankelijkheid

A

Keuzes uit het verleden beïnvloeden toekomstige keuzes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Regelcompetitie

A

Wanneer economische activiteiten en burgers makkelijk te verplaatsen in de zoektocht naar laksere regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly