Psychiatrie Flashcards

1
Q

Soporeus bewustzijn

A

Patient reageert niet meer, maar kan nog simpele opdrachten uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Somnolent bewustzijn

A

Patient reageert op aanspreken, maar is tussendoor slaperig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vigiliteit

A

De mate waarin aandacht op iets nieuws kan worden gericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tenaciteit

A

De mate waarin de aandacht kan wordenvastgehouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ziektebesef

A

Weten dat je lijdt aan een ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ziekte inzicht

A

Mate van begrijpen van oorzaken van ziekte, ernst en het aanvaarden van hulp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Chronische ziekten die vaak voorkomen in combinatie met psychiatrische aandoeningen

A
Schildklierziekten (bipolair)
COPD
Hart en vaatziekten (stemming)
Auto-immuunziekten
Diabetes (schizofrenie)
Epilepsie
Nierziekten (bipolair)

Gezonde kinderen van ouders met bipolaire stoornis hebben vaker auto-immuunziekten.
Gezonde familieleden van mensen met schizofrenie hebben verhoogd risico op diabetes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Katalepsie

A

Spontaan langdurig volhouden van ongewonen lichaamshoudingen.
Vb. Hoofd net boven kussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stupor

A

Bewegingsloze toestand bij helder bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Flexibilitas cerea

A

Ledematen blijven in de stand staan waarin onderzoeker deze zet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Posturing

A

Overdreven lichaamshouding aannemen en volhouden tegen de zwaartekracht in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Negativisme

A

Tegendraads, geen reactie op instructie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Manierisme

A

Vreemde en overdreven uitvoering van normale handeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Stereotype

A

Herhalen van eigenaardige doelloze bewegingen.

vb. schudden van hoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Echolalie

A

Ongevraagd imiteren spraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Echopraxie

A

Ongevraagd imiteren handelingen.

17
Q

Egosyntonie

A

Dit houdt in dat gedrag, waardes en gevoelens in overeenstemming zijn met het ego van deze persoon. De persoon vindt de gedragingen passen bij zichzelf.
–> persoonlijkheidsstoornissen

18
Q

Egodystonie

A

Hierbij beseft de persoon zich goed dat de gedragingen, waardes en gevoelens niet passen bij zichzelf. De persoon vindt gedragingen bizar gedrag.
–> OCD

19
Q

Paranoide persoonlijkheidsstoornis

A

Er is zodanig wantrouwen in anderen dat de motieven van anderen worden gezien als kwaadwillend.

Kenmerken:

  • Wantrouwen
  • Verdenkingen over ontrouw
  • Terughoudendheid
  • Rancuneus
  • Prikkelbaar
20
Q

Schizoide persoonlijkheidsstoornis

A

Er is sprake van ontwijking in sociale contacten en beperkingen in uiten van emoties.

Kenmerken:

  • Gebrek aan behoefte en interesse in hechte relaties, seksualiteit en gezamelijke activiteit
  • Onverschillen voor complimenten of kritiek
  • Kil, afstandelijk en vlak affect.

Beloop:

  • Ontwikkeling depressie of dysthyme stoornis
  • Psychose gevoeligheid
21
Q

Schizotypische persoonlijkheidsstoornis

A

Er is sprake van sociale en intermenselijke beperkingen, cognitieve en perceptuele vervormingen en eigenaardigheden in gedrag.

Kenmerken:

  • Geisoleerd
  • Betrekkingsideeen,
  • Afwijkende opvattingen zoals magisch geloof
  • Excentriek uiterlijk of gedrag
  • Vreemde spraak
22
Q

Antisociale persoonlijkheidsstoornis

A

Pervasief patroon van veronachtzaming en schending van rechten van anderen.

Kenmerken:

  • Normen en wetten niet aannemen
  • Impulsief
  • Agressief gedrag
  • Gericht op persoonlijk voordeel
  • Geen gewetensontwikkeling (spijt)
23
Q

Borderline persoonlijkheidsstoornis

A

Aanhoudend patroon van instabiele en interpersoonlijke relaties, instabiel zelfbeeld, instabiele emoties en sterke impulsiviteit.

Kenmerken:

  • Voorkomen van verlating of ervaren van verlating als er geen sprake van is
  • Instabiele intense relaties
  • Identiteitsprobleem
  • Chronische gevoelens van leegte
  • Impulsief (seks, eten, middelen)
  • Suicidaal of automutilerend
  • Wisselende stemming
  • Intense woedeaanvallen

Stress kan paranoide ideeen of ernstige dissociatieve verschijnselen geven (micro psychose).

24
Q

Histrionische persoonlijkheidsstoornis

A

Aanhoudend patroon van overdreven emotionaliteit en aandacht zoeken.

Kenmerken:

  • Centrum van aandacht
  • Ongepast seksueel gedrag
  • Gebruikt uiterlijk om aandacht te trekken
  • Snelle en oppervlakkige overgang emoties
  • Dramatisch taalgebruik
  • Overdrijven van emoties
  • Beschouwd relaties intiemer dan ze zijn.
25
Q

Narcistische persoonlijkheidsstoornis

A

Er is sprake van grootheid, behoefte aan bewondering en gebrek aan inlevingsgevoel. Vaak zit hier een laag zelfbeeld onder.

Kenmerken:

  • Gevoelens van belangrijkheid
  • Geobserdeerd door fantasie van succes
  • Behoefte aan bewondering, aandacht en bevestiging
  • Heeft meer rechten dan anderen, wil voorkeursbehandeling
  • Manipulerend
  • Onderontwikkeld inlevingsvermogen
  • Vaak jaloers
  • Arrogant en superieur
26
Q

Vermijdende persoonlijkheidsstoornis

A

Er is sprake van sociale geremdheid, gevoelens van minderwaardigheid en overgevoeligheid voor negatieve beoordeling.

Kenmerken:

  • Vermijding van activiteit met veer persoonlijk contact
  • Behoefte aan contacten, maar angst laat dit niet toe
  • Gaat intieme relaties uit de weg
  • Gevoel van tekort schieten in sociale contacten
  • Gevoel van sociaal onbeholpen, onaantrekkelijk, inferieur.
27
Q

Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis

A

Overmatige behoefte om verzorgd te worden. Pt doet aan zelfonderwerping, is overdreven aanhankelijk en heeft verlatingsangst.

Kenmerken:

  • Moeite om alledaagse beslissingen te nemen zonder advies.
  • Geen verantwoordelijkheden
  • Geen uitingen van meningen
  • Moeite met beginnen door gebrek aan zelfvertrouwen, twijfel in eigen capiciteiten
  • Pleasen
  • Kunnen niet alleen zijn. Dringend nieuwe relatie.
28
Q

Dwangmatige persoonlijkheidsstoornis

A

Preoccupatie met ordelijkheid, perfectionisme en mentale en persoonlijke beheersing. Dit gaat ten koste van flexibiliteit, openheid en efficientie.

Kenmerken:

  • Preoccupaties in details, regels, lijsten, orde, organisatie
  • Streeft naar perfectie
  • Overmatig toegewijd aan werk
  • Niet in staat versleten/waardeloze dingen op straat te zetten
  • Persoon is onbuigzaam en rigide.
29
Q

Statische risicofactoren suicide

A
  • Eerdere TS
  • Psychiatrische aandoening
  • Somatische aandoening
  • Middelenmisbruik
  • Suicide in omgeving
30
Q

Dynamische risicofactoren suicide

A
  • Aanwezigheid gedachten
  • Hopeloosheid
  • Intoxicaties
  • Agitatie, agressie of impulsiviteit
  • Problemen sociaal