Probleem 6 - Schizofrenie Flashcards

1
Q

Wanneer begint schizofrenie?

A

late adolescentie, vroege volwassenheid. 18-30 jaar. Bij mannen begint het eerder, maar neemt de ‘piek’ ook eerder af.

De tweede golf is rond de 40 jaar oud. De derde golf is rond de 60 jaar oud.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de ratio?

A

1.4:4. Dit kan komen doordat vrouwen eerder depressieve symptomen vertonen, waardoor ze een verkeerde diagnose krijgen. Oestrogeen heeft daarbij ook een beschermend effect. (Tijdens menopauze houdt dit op, dus dan is er een piek voor vrouwen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is er nodig om de diagnose te krijgen? 1 van welke 3?

A

1 van de onderste drie is nodig om de diagnose te krijgen.
1. Delusions.
2. Hallucinations.
3. Disorganized speech.

De volgende 2 kunnen erbij horen.
4. Disorganized behaviour/catanonisch gedrag.
5. Negatieve symptomen.

Je moet minimaal 2 van de 5 hebben voor een maand om de diagnose te krijgen.

Echter moet je wel deze symptomen hebben voor 1 maand gedurende een periode van 6 maanden.

Er mogen geen manische of MDD symptomen plaats hebben gevonden tijdens de active-phase symptoms.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen positieve en negatieve symptomen?

A

Positief: vervorming van normaal gedrag. Hallucinaties, waanbeelden.. Gedachte insertie etc.

Negatief: afwezigheid van normaal gedrag. Anhedonie, aviolatie, apathie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de negatieve symptomen?

A
  • Apathie, of avolitie, verwijst naar een gebrek aan motivatie en een schijnbare afwezigheid van interesse in of het onvermogen om door te gaan met wat gewoonlijk routinematige activiteiten zijn, waaronder werk, school, hobby’s of sociale activiteiten.
  • Asocialiteit, ernstige beperkingen in sociale relaties. Ze hebben misschien weinig vrienden, slechte sociale vaardigheden en heel weinig interesse om met andere mensen om te gaan.
  • Anhedonie, een verlies van interesse in of een gerapporteerde vermindering van de ervaring van plezier.
    o Consumerend plezier, verwijst naar de hoeveelheid plezier die wordt ervaren in het moment of in de aanwezigheid van iets plezierigs.
    o Anticiperend plezier, verwijst naar de hoeveelheid verwachte plezier van toekomstige gebeurtenissen of activiteiten. SP weinig.
  • Afgestompt (blunted) affect, een gebrek aan uiterlijke expressie van emotie. Verwijst alleen naar de uiterlijke uitdrukking van emotie, niet naar de innerlijke ervaring.
  • Alogia, een significante vermindering van de hoeveelheid spraak.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de positieve symptomen?

A

Wanen, overtuigingen die in strijd zijn met de werkelijkheid en stevig worden vastgehouden ondanks weerleggend bewijs, zijn veelvoorkomende positieve symptomen van schizofrenie.
 Een persoon kan geloven dat er gedachten zijn geplaatst in haar/zijn geest die niet van hem of haar zijn door een externe bron; dit wordt gedachte-insertie genoemd.
 Een persoon kan geloven dat zijn of haar gedachten worden uitgezonden of overgedragen, zodat anderen weten wat hij of zij denkt; dit heet broadcasting.
 Een persoon kan geloven dat een externe kracht zijn of haar gevoelens of gedragingen beheerst.
 Een persoon grootse wanen (grandiose delusions) hebben, een overdreven gevoel van zijn of haar eigen belangrijkheid, macht, kennis of identiteit.
 Een persoon kan referentie-ideeën hebben, onbelangrijke gebeurtenissen opnemen in een kader van waanvoorstellingen en persoonlijke betekenis lezen in de triviale activiteiten van anderen.

Er zijn er meerdere, maar die moet je zelf even opzoeken.

OOK hallucinaties: auditief (75%), visueel (39%) en tactiel (1-7%).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke hersengebieden zijn betrokken bij schizofrenie?

A

Wernicke: laag (taalbegrip).
Broca: hoog (taal productie) –> gedesoriënteerde spraak.

Vergrote ventrikels –> minder breinweefsel (atrofie).

Abnormale connectie tussen PFC, Hippocampus en Amygdala.

PFC is kleiner en minder actief. Ook is er een vermindering van witte stof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke genen zijn betrokken bij SP?

A

Kandidaat-gen: COMT-gen en chromosoom 6.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de dopamine hypothese?

A

veronderstelt dat een overmaat aan subcorticaal dopamine geassocieerd is met de positieve symptomen. Tegelijkertijd wordt aangenomen dat de negatieve en cognitieve symptomen van schizofrenie voortkomen uit een tekort aan dopamine in de cortex.

+ er zijn te gevoelige dopamine receptoren (of te veel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doet glutamaat bij schizofrenie?

A

Glutamaat is een belangrijke neurotransmitter, want het is onmisbaar voor onze informatieverwerking. Daarnaast regelt het ons denk- en leervermogen.

Het stelt juist voor dat een hypofunctie van glutamaat een toename van dopamine veroorzaakt. Het vult de dopamine hypothese aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de psychologische factoren van schizofrenie?

A

Stedelijk leven (2.75 meer kans). Hoe meer stress je ervaart, hoe groter de kans op terugval.

Migratie: eerste generatie deze mensen hebben 3* zoveel kans op SP, tweede generatie 4* zoveel kans op sp. (voornamelijk mensen met kleur). DIt is biased want mensen met kleur hebben meer last van stress en minder toegang tot hulp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het diathesis-stress model?

A

stelt voor dat stress, door zijn effecten op de cortisolproductie, inwerkt op een reeds bestaande kwetsbaarheid om de symptomen van schizofrenie te triggeren en/of te verergeren. Door externe factoren komt het tot zijn werking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat heeft familie te maken met SP?

A

Expressed emotion (EE): dat gaat over een observatie van kritische opmerkingen, vijandigheid en overmatige betrokkenheid (emotioneel gezien). Dat kan hoog of laag zijn. Hoog EE is 58 procent terugval en bij lage EE is 10 procent terugval.
Causaliteit EE is onzeker. Ze weten niet of dit echt de oorzaak is. Gaat allebei de kanten op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verband tussen cannabis en SP?

A

Mensen die cannabis roken hebben 6x meer kans om SP te krijgen. Het stofje THC zorgt voor meer dopamine. - Bij mensen die al met schizofrenie zijn gediagnosticeerd, wordt cannabisgebruik in verband gebracht met een verergering van de symptomen. Frequenter gebruik, krachtigere cannabis en meer gebruik in de loop van de tijd gaan gepaard met een groter risico.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de gedesoriënteerde symptomen?

A

ongeorganiseerde spraak verwijst naar problemen bij het organiseren van ideeën en bij het spreken zodat een luisteraar het kan begrijpen. Spraak kan ook ongeorganiseerd zijn door wat losse associaties of ontsporing worden genoemd, in welk geval de persoon succesvoller kan zijn in het communiceren met een luisteraar, maar moeite heeft om zich aan één onderwerp te houden
- Het geven van onnodige details voor het echte antwoord: tangetiality. Niet gerelateerd aan het onderwerp.
- Ongeorganiseerd gedrag kunnen onverklaarbare aanvallen van opwinding krijgen, ongebruikelijke kleding aantrekken, zich dwaas gedragen, voedsel oppotten of afval verzamelen. Ze lijken het vermogen te verliezen om hun gedrag te organiseren en het in overeenstemming te brengen met de normen van de gemeenschap. Ze hebben ook moeite met het uitvoeren van de taken van het dagelijks leven.
o Katatonie, herhaaldelijk gebaren maken, gebruikmakend van eigenaardige en soms complexe opeenvolgingen van vinger-, hand- en armbewegingen, die vaak doelgericht lijken te zijn. Immobiliteit, flexibiliteit, manie, rare bewegingen en houdingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de biologische behandelingen voor SP?

A

1e generatie: blokkeren van dopamine receptoren. Werkte alleen voor positieve symptomen en veel terugval. Veel bijwerkingen
2e generatie: beinvloedt ook andere neurotransmitters, zoals serotonine. Werkt voor negatieve en positieve symptomen. Het draagt alleen bij aan het krimpen van het brein (SP heeft sowieso al een kleiner brein). Clozapine.

17
Q

Wat zijn de psychologische/sociale behandelingen?

A

Eigenlijk altijd in combinatie met medicijnen.
- Cognitieve interventies: herkennen en veranderen van hun demoraliserende attitude tegenover hun ziekte.
- Cognitieve remediation: helpt bij neurocognitieve zaken, bijvoorbeeld het geheugen verbeteren.
- Cognitieve gedragstherapie: helpt bij het behandelen van de positieve symptomen.

  • Familie therapie: basiseducatie en hulp om er beter mee om te gaan vanuit de familie. Vermindert het schuldgevoel. Is een van de beste behandelingen. Vooral handig bij patienten met hoog risico op terugval en focust ligt op stress verminderen bij patient.
  • assertieve gemeenschap behandelingsprogramma’s: verschillende psychologen en medische professionals ens om te voldoen aan de behoeftes van patient gedurende de hele dag.
18
Q

Wat is de prevalentie van SP?

A

0.3-0.7%