Probleem 3 - Fobieën Flashcards

1
Q

Wat is angst (fear)?

A

Een alarmreactie die optreedt als reactie op direct gevaar. Gepast voor de ernst van de situatie. Leidt tot adaptief gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is vrees (anxiety)?

A

Een algemeen gevoel van bezorgdheid over een mogelijk toekomstig gevaar. Erger dan nodig is voor de ernst van de situatie. Leidt tot fight or flight gedrag (paraatheid om te vluchten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer wordt angst/fear een stoornis?

A

Wanneer de kenmerken disfunctioneel worden en voor een flinke hoeveelheid stress zorgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een fobie?

A

Een aanhoudende, buitenproportionele angst voor specifieke situaties/objecten die weinig/geen dreiging vormen en leiden tot het ontwijken van die bepaalde situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke van de 3 fobieën wordt het meest gevonden bij mannen?

A

Sociale fobie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke van de 3 fobieën wordt het meest gevonden bij vrouwen?

A

Specifieke fobie (wordt nader gevolgd door sociale fobie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is angst volgens Freud?

A

een teken van een innerlijke strijd of conflict tussen een of ander primitief verlangen (van de id) en verboden tegen de uitdrukking ervan (van het ego en superego). Fobieën vertegenwoordigen een verdediging tegen angst die voortkomt uit onderdrukte impulsen van de id. Omdat het te gevaarlijk is om de onderdrukte id-impuls te ‘kennen’, wordt de angst verplaatst naar een extern object of een externe situatie die een symbolische relatie heeft met het echte angstobject.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een paniekaanval?

A

Wanneer de angstreactie optreedt terwijl er geen duidelijk extern gevaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de verschillende componenten van anxiety/fear?

A
  1. Cognitieve/subjectieve componenten (‘Ik voel me bang/doodsbang’; ‘Ik ga dood’)
  2. Fysiologische componenten (zoals verhoogde hartslag en zware ademhaling)
  3. Gedragscomponenten (een sterke drang om te ontsnappen of te vluchten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoelang moet een specifieke fobie aanwezig zijn, voordat het een stoornis genoemd wordt?

A

6 maanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe uit een specifieke fobie zich bij kinderen? Voorbeelden.

A

Huilen, woedeaanval, vastklampen, ijskoud stil staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een specifieke fobie?

A

De persoon vertoont sterke en aanhoudende angst die wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van een specifiek object of situatie. Onmiddelijke angst/paniekaanval. Vermijden van de situatie.

Dieren, natuurlijk, bloed (flauwvallen), situationeel of anders (overgeven).

Meer dan 75 procent heeft minstens één andere specifieke angst die buitensporig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de cognitieve bias bij een specifieke fobie?

A

Vooroordelen over informatieverwerking die ervoor zorgen dat angstige mensen selectief aandacht besteden aan bedreigende stimuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer beginnen specifieke fobieën? Vroeg, laat, gemiddeld?

A

Vroeg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke comorbiditeit is er met specifieke fobieën?

A

Vaak depressie en middelenmisbruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is rumination?

A

Herhaaldelijk langdurig nadenken over je gevoelens en problemen (het herkauwen van je problemen) -> depressie en angst kan je verergeren (passieve manier).

17
Q

Wat is het inflatie-effect (conditioneren)?

A

Effect suggereert dat een persoon die na een klein ongeval een lichte rijangst heeft verworven, kan worden verwacht dat hij of zij een volledige fobie ontwikkelt als hij of zij later fysiek wordt aangevallen, ook al was er geen auto aanwezig tijdens de aanval.

  • Ook verbale info over een voorval kan het trauma vergroten.
  • Of nog ergere stress ervaren na het voorval.
18
Q

Wat kan je zeggen over de evolutie en angsten?

A

Voorbereid leren vindt plaats omdat in de loop van de evolutie die primaten en mensen die snel angst kregen voor bepaalde objecten of situaties die een reële bedreiging vormden voor onze vroege voorouders, mogelijk een selectief voordeel genoten. Dus “voorbereide” angsten zijn niet aangeboren, maar zijn eerder gemakkelijk te verwerven of bijzonder resistent tegen uitsterven.

Preparedness theory: mensen leren sneller angsten voor onplezierige gebeurtenissen -> voordeel in overleven (slangen), niet aangeboren, maar wel makkelijk te verwerven en dus resistent tegen uitsterven (evolutionair).

19
Q

Wat kan je zeggen over genen en angst?

A

Neuroticisme - een neiging of aanleg om negatieve gemoedstoestanden te ervaren die een algemene risicofactor is voor zowel angst- als stemmingsstoornissen. Serotonine-transporter gen (het s-allel, dat in verband is gebracht met verhoogd neuroticisme).
- Monozygote (identieke) tweelingen hadden meer kans om dierenfobieën en situationele fobieën te delen.
- COMT gen: weerstand tegen extinctie

20
Q

Wat zijn de psychologische oorzaken van sociale fobie?

A

56-58% komt door een traumatische ervaring
92% van de mensen met een sociale fobie is gepest

21
Q

Wat is het verband tussen vicarous conditioning en angst?

A

Je ziet anderen bang zijn en imiteert dit, of je ziet anderen een traumatische gebeurtenis ondergaan en daar word je bang van. 13% heeft hierdoor angst.

22
Q

Wat is het verband tussen angst en individuele verschillen?

A

Hoeveel positieve ervaringen heb je gehad voordat je de negatieve ervaring meemaakt (levenservaring) -> is bepalend voor hoe je de angst gaat ontwikkelen, bekendheid met object, of een situatie te ontsnappen/controleren is -> minder snel angst als je kunt ontsnappen.

23
Q

Wat is blootstellings therapie?

A

Omvat gecontroleerde blootstelling aan de stimuli of situaties die fobische angst opwekken.

24
Q

Wat zijn verschillende therapieën die gebruikt worden bij angst?

A

Exposure therapy. Applied tension therapy. Vormen van CBT (aanleren van nieuwe structuren/manieren om om te gaan met angst), participant modelling (modelleert de therapeut op een rustige manier manieren om met de fobische stimulus of situatie om te gaan).

25
Q

Wat is het verband tussen conditioneren en fobieën?

A

Klassiek conditioneren leidt tot de angst terwijl operante conditioneren leidt tot de in standhouding hiervan (negative reinforcement –> vermijden van de gevreesde situatie zorgt voor verminderen angst)

26
Q

Wat is een sociale fobie?

A

Angst voor een of meer specifieke sociale situaties uitschakelen (zoals spreken in het openbaar, urineren in een openbare badkamer of eten of schrijven in het openbaar). In deze situaties is een persoon bang dat hij of zij kan worden blootgesteld aan nauwkeurig onderzoek en mogelijke negatieve evaluatie door anderen of dat hij of zij zich op een gênante of vernederende manier zal gedragen.
- Performance en niet-performance situaties.
- Ze hebben geen invloed op hoe het gaat verlopen en kunnen het ook niet veranderen.

27
Q

Wat zijn de DSM-5 criteria voor sociale fobie?

A

Negatieve evaluatie, sociale situaties provoceren ALTIJD angst, situaties worden vermeden door de intense angst, buitenproportionele angst, minimaal 6 maanden, zorgt voor klinisch significante distress op verschillende vlakken, je kan het niet toeschrijven aan een andere stoornis of medische conditie (ook alcohol misbruik of medicijnen.

28
Q

Wat is de epidemiologie van sociale fobie? Man, vrouw, gender etc.

A
  • 12%
  • Meer vrouwen dan mannen
  • Begint later in het leven
  • 50% is depressief.
  • 1/3 substance abuse.
  • Ouders die niet kinderen stimuleerden voor sociale dingen en die erg kil en afstandelijk waren.
  • Problemen met er niet bij horen.

Evolutionair: gevolg van kwesties in de rangorde. Veel activatie van de amygdala.

29
Q

Wat is de vicieuze cirkel bij sociale fobieën?

A

De innerlijke aandacht en het enigszins onhandige gedrag van sociale fobieën kunnen ertoe leiden dat anderen op een minder vriendelijke manier op hen reageren, wat hun verwachtingen bevestigt.
- Ook: dubbelzinnige sociale informatie eerder negatief interpreteren dan een goedaardige manier + rumination (herkauwen).

30
Q

Welke behandelingen zijn goed voor sociale fobieën?

A

Bij cognitieve herstructurering probeert de therapeut cliënten met een sociale fobie te helpen door hun onderliggende negatieve, automatische gedachten te identificeren.

Nadat de therapeut de cliënten heeft geholpen te begrijpen dat dergelijke automatische gedachten (die gewoonlijk net onder de oppervlakte van het bewustzijn optreden maar toegankelijk zijn) vaak cognitieve vervormingen met zich meebrengen, helpt de therapeut de cliënten deze innerlijke gedachten en overtuigingen te veranderen door middel van logische heranalyse. Het proces van logische heranalyse kan inhouden dat je jezelf vragen stelt om de automatische gedachten uit te dagen: “Weet ik zeker dat ik niets te zeggen heb?” “Moet zenuwachtig zijn ertoe leiden of er dom uitzien?”

31
Q

Wat is agorafobie?

A

Doen er alles aan om een verscheidenheid aan gevreesde situaties te vermijden, variërend van open straten, bruggen en drukke openbare plaatsen. Bezorgd dat ze een paniekaanval krijgen of ziek worden, zijn mensen met agorafobie bang om op plaatsen of situaties te zijn waaruit ontsnappen fysiek moeilijk of psychologisch gênant zou zijn, of waar onmiddellijke hulp niet beschikbaar zou zijn als er iets ergs zou gebeuren.

Meestal zijn mensen met agorafobie ook bang voor hun eigen lichamelijke gewaarwordingen, dus vermijden ze ook activiteiten die opwinding veroorzaken, zoals sporten, enge films kijken, cafeïne drinken en zelfs seksuele activiteiten ondernemen.

32
Q

Wat is de epidemiologie van agorafobie?

A
  • 23-34 jaar. Voor vrouwen 30-40.
  • 2 keer zo vaak bij vrouwen. Komt door socioculturele dingen (vrouwen mogen eerder thuisblijven door angst etc).
  • 33-43% genetisch.
  • 1,7% van de bevolking
33
Q

Wat zijn de psychologische oorzaken van sociale fobie?

A

56-58% komt door een traumatische ervaring
92% van de mensen met een sociale fobie is gepest

34
Q

Wat is de behandeling bij agorafobie?

A

Anti angst
Veel bijwerkingen zoals slaperigheid en verminderende cognitieve prestaties
Voordeel: snelle werking (binnen 30-60 minuten)
Nadeel: erg verslavend -> je mag ze niet langer dan 2 weken gebruiken
Antidepressiva
Voordeel: niet fysiek afhankelijk en ze helpen voor co morbide stoornissen
Nadeel: Werkt pas na 4 weken
Droge mond, etc.
Door de fysieke nadelen willen mensen het vaak niet gebruiken
Veel terugval
Minder vaak terugval bij antidepressiva dan bij anti angst medicatie
CBT (introceptive exposure & paniekbeheersingsbehandeling)
Introceptive exposure
Opzettelijke blootstelling aan de angst
Interne sensatie
Angst voor zweten bij sporten -> dus blijven sporten om de angst tegen te gaan
Paniekbeheersing Behandeling
1. Leren waar je angst/paniek vandaan komt
2. Leren hoe je je ademhaling moet controleren
3. Weten welke fouten je brein maakt (denkfouten, automatische gedachten) (in vitro)
4. Blootstelling aan de gevreesde situatie en de gevoelens, om zo tolerantie op te bouwen ( in vivo)
Combinatie
Medicatie en CBT: op de korte termijn zorgt het voor betere resultaten dan 1 van de 2 alleen, mensen met medicatie laten op lange termijn meer terugval zien (ongeacht of er wel of geen therapie is gegeven)