Probleem 3: Onderwijsongelijkheid Flashcards
meritocratie
een samenleving waarin de positie die iemand krijgt gebaseerd is op zijn of haar capaciteiten en niet op iemands achtergrond.
merit
IQ + aanleg
onderwijsgelijkheid
leerlingen met dezelfde aanleg en inzet zouden dezelfde kansen moeten worden aangeboden
reproductie theorie
er is geen sociale verticale mobiliteit. kinderen worden opgeleid om dezelfde posities als hun ouders te gaan invullen.
convergente differentiatie
voor alle leerlingen worden gelijke doelen nagestreefd. kinderen met achterstanden krijgen hulp
divergente differentiatie
voor alle leerlingen worden andere doelen nagestreefd gebaseerd op beginsituatie en leersnelheid. de leerlingen krijgen allemaal evenveel begeleiding.
sponsored mobility (expedite model)
kinderen worden al vroeg geselecteerd voor onderwijs programma’s die toegang geven tot bepaalde posities. Homogene klassen.
contest mobility (veldloop model)
kinderen krijgen meerdere malen de kans om hun capaciteiten te laten zien en zich te meten met anderen. er wordt nauwelijks waarde gehecht aan aangeboren leermogelijkheden. veel doorstroom mogelijkheden en heterogene klassen.
systeemeffect
kinderen gaan prestaties leveren naar het niveau waar ze op zitten
matheus effect
slimme worden slimmer en domme worden dommer
self-fulfilling prophecy
leraar heeft bepaalde verwachtingen van een kind en deze verwachtingen gaan de prestaties beïnvloeden
verwachting ondersteunende effecten
de leerling doet 1 keer iets en de leraar verwacht dat hij dit altijd doet
cultureel kapitaal
intellectueel gezinsklimaat
sociaal kapitaal
sociaal emotionele ondersteuning