Pro - Thema 3 - Voeding Als Motor Van Je Lichaam Flashcards

1
Q

Gezonde voeding

A

Daarmee bedoelen we voedingsstoffen die ervoor zorgen dat je lichaam goed functioneert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer is het gezond?

A
  • Eet:
  • lekker
  • gevarieerd
  • niet te veel
  • voldoende vezels
  • veel groente + fruit
  • onverzadigde vetten
  • niet te veek zout
  • Drink voldoende (1,5-2L per dag)
  • Wees matig met alcohol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De schijf van vijf

A

Cirkel met 5 vakken. Als je elke dag uit ieder vak (groep voedingsproducten) de aanbevolen hoeveelheid eet, ben je gezond bezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 5 vakken kent de schijf van vijf?

A

1 groente en fruit
2 brood, graanproducten & aardappelen (rijst/pasta)
3 vis, peulvruchten, vlees, ei, noten en zuivel
4 smeer- en bereidingsvetten (plantaardige oliën & halvarine)
5 dranken —> water, koffie, thee, melk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Groente en fruit

A
  • vitamine A
  • vitamine C
  • foliumzuur
  • vezels
  • kalium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zit er in brood, graanproducten en aardappelen?

A
Koolhydraten
Eiwitten
Vezels
B-vitamines
Calcium
Ijzer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zit er in vis, peulvruchten, vlees, ei, noten en zuivel?

A
Eiwitten
Visvetzuren
Ijzer
Calcium
B-vitamines
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zit er in smeer- en bereidingsvetten?

A

Vitamine A
Vitamine D
Vitamine E
Essentiële vetzuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zit er in dranken?

A

Water is nodig voor de vochtbalans in je lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voedingsstoffen

A

Heeft het lichaam nodig om goed te functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 3 hoofdgroepen van voedingsstoffen

Wat heb je nog meer nodig?

A

Eiwitten
Koolhydraten
Vetten

Mineralen
Water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zit er in voedingsstoffen?

A

Bouwstoffen
Regulerende stoffen
Energieleverende stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom heb je bouwstoffen?

A

Voor de groei en het onderhoud van je lichaam.
Zorgen voor:
Vervanging oude cellen
Aanmaak botten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarvoor zijn regulerende stoffen?

A

Voor het goede verloop van processen in het lichaam (spijsvertering bijv).
Helpen ziekte voorkomen —> ook wel beschermende stoffen genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarvoor zijn energieleverende stoffen?

A

Om je lichaam energie te geven. Bij om je lichaam op temperatuur te houden of spieren te laten samentrekken.
—> ook wel brandstoffen genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Eiwitten

A

Nodig voor opbouw en onderhoud van het lichaam. Ze leveren energie.
Zit in: vlees, vis, brood en graanproducten

17
Q

Koolhydraten

A

Leveren energie.

Zit in: graanproducten, brood, rijst

18
Q

Vetten

A

Leveren energie en zijn bouwstoffen van het lichaam.

Zit in: olie, boter, vis, noten

19
Q

Mineralen en vitamines

A

Stoffen die zorgen voor een goede gezondheid, groei en ontwikkeling. Het zijn regulerende stoffen.

20
Q

Voedingsbehoefte

A

Wat je nodig hebt aan eten.
—> hangt af van je leeftijd.
Dagelijks Aanbevolen Hoeveelheid
—> belangrijk om je hieraan te houden

21
Q

Eetmomenten

A

Tijdstippen waarop je iets eet

22
Q

Voedingswaarde

A

De energie in calorieën en de voedingsstoffen worden genoemd (in de voedingswaarde). Het schema op een etiket.

23
Q

E-nummers

A

Toevoegingen (aan eten). Deze veranderen of verbeteren de eigenschappen van een product. (Smaak versterken/ kleur verbeteren/ langer houdbaar maken)

24
Q

Noem de verschillende E-nummers

A
  • kleurstoffen (E100-E180)
  • conserveermiddelen (E200-E290) —> langer houdbaar
  • voedingszuren (E260-E300)&(E320-E392)
    —> geven een zure smaar & versterken conserveermiddelen en antioxidanten
  • antioxidanten (E300-E306) —> niet verkleuren als het in aanraking met zuurstof komt
  • smaakstoffen (E620-E650)
25
Q

Gekoeld bewaren & koel bewaren. Verschil?

A
Gekoeld = koelkast
Koel = mag ook in keder
26
Q

Concerveren

A

Een manier om producten langer te bewaren.

Invriezen, luchtdicht verpakken, in koelkast

27
Q

Fairtrade-producten

A

Bij deze producten krijgen boeren een eerlijke prijs voor hun producten