Primaire fase Flashcards

1
Q

Voedselvergiftiging

A

Pathologie door iets te eten wat niet gezond is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 2 dingen zijn belangrijk in de VVG

A
  1. Eindproduct niet ziekmakend

2. Epidemiologie; sector economisch beschermen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de integrale keten

A

Het ultieme doel is veilig en gezond voedsel produceren en heel de keten is verantwoordelijk voor zijn eigen product. In Amerika wordt wel alleen het eindproduct gecontroleerd. De keten bestaat uit;

  • Voeder productie
  • Verwerking en transport
  • Veeteeltbedrijf (kweek, opfok, afmest)
  • Melk- en eiproductie
  • Transport dierlijk product
  • Slachthuis
  • Verwerking
  • Detailhandel
  • Verkoop
  • Consument
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de basisprincipes van de ketenbewaking

A
  1. Integrale ketenbewaking, elk onderdeel van de keten wordt gecontoleerd
  2. Tracking (stroomopwaarts, waar komt het vandaan) en tracing (stroomafwaarts, waar gaat het naartoe)
  3. Elke producent is verantwoordelijk voor zijn eigen eindproduct
  4. Verplichting van autocontrole binnen elke schakel
  5. HACCP
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

HACCP

A

Hazard analysis and critical control points

  • Gevaren identificeren
  • Kritische controlepunten
  • Kritische limieten
  • Monitoring proceduren
  • Correctieve acties (wat ga je doen om het probleem te verhelpen)
  • Registratie in logboek
  • Verificatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is risico analyse

A

Waar ligt de grens om actie te ondernemen. Gaat bepalen of een bepaald voedingsmiddel dat per definitie een gevaar bevat, of dat gevaar ook een risico vormt. Vormt de basis van de wetgeving rond voedselveiligheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

YOPI

A

Young, Old, Pregnant and Immunodeficient, groep van mensen waarvan we weten dat ze een dalende immuniteit hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noxe

A

Ziekteverwekker, kan een bacterie zijn maar kan ook een stuk glas in voedsel zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Virulentie

A

Mate van infectie, hoe snel word je ergens ziek van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

MRL

A

Maximum residulimiet. Hoogste concentratie van een actieve substantie die wettelijk toegestaan is in voedsel of voeder wanneer pesticiden juist gebruikt worden.
EFSA is verantwoordelijk voor het opstellen van MRLs in de EU, hierbij wordt rekening gehouden met de giftigheid van een pesticide, in welke mate het in voedsel gevonden kan worden en de gemiddelde voedselconsumptie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ARfD

A

Acute referentie dosis. Geschatte inname van een chemische substantie in voedsel, uitgedrukt tegenover lichaamsgewicht, wat ingenomen kan worden in een bepaalde tijd (meestal gedurende 1 maaltijd), zonder een bepaald gezondheidsrisico over te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Glyfosaat

A

Actieve chemische substantie die in veel pesticiden gebruikt wordt. Moet strenge Europese eisen opvolgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

FAO

A

Food and Agriculture Organisation. Coördineren van voedselproductie om geen honger meer te hebben in de wereld. Mondiaal niveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

WHO

A

World Health Organisation. Mondiaal niveau. Leidt internationale gezondheid binnen de VN en leidt partners in wereldwijde gezondheidsreacties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Codex Alimentarius

A

Internationaal gegeven op wereldniveau en vormt de basis voor de Europese en nationale wetgeving.
Verzameling van internationaal aangenomen voedselstandaarden en -richtlijnen.
VN organisatie, onder de vlag van de FAO en de WHO. Beschermt gezondheid van klanten, verzekert eerlijke handel en geeft definities die wereldwijd worden gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Europees voedselveiligheidsbeleid

A

Vastgelegd in het Groenboek en finaal uitgewerkt in het Witboek door DG Sanco. Wetgeving rond voedselveiligheid is Europees gegeven, nationaal wordt het grotendeels overgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is belangrijk bij een uniforme wetgeving

A
  1. Oneerlijke concurrentie uitsluiten
  2. Zelfde garantie op voedselveiligheid
  3. Vrije handel garanderen
  4. Uniforme en gecontroleerde rol van de dierenarts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Witboek

A

Bestaat uit 5 grondbeginselen;

  1. Geïntegreerde benadering van de voedselketen
  2. Risicoanalyse als grondslag van beleid
  3. Verantwoordelijkheid van de exploitant
  4. Traceerbaarheid van producten tijdens alle stadia van de voedselketen
  5. Recht van de consument op duidelijke en precieze informatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

EFSA

A

European Food Safety Authority, houdt de vinger aan de pols en voert onderzoek uit over voedselveiligheid.
Helpt consumenten te beveiligen tegen voedselgereguleerde risico’s door onafhankelijk wetenschappelijk advies te verstrekken aan de beleidsmakers die voedselveiligheid reguleren. Belangrijke onderdelen zijn;
1. Foodborne diseases
2. Pesticiden
3. Health claims

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke instanties zijn belangrijk in de Belgische (nationale) volksgezondheid

A
  1. FOD volksgezondheid en economie; voedingswetgeving in België uitgewerkt
  2. FAVV (Federaal Agentschap Voedselveiligheid)
  3. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap voor Landbouw en Visserij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

FAVV (nl)/AFSCA (frans)

A

Federaal Agentschap Voedselveiligheid. Opgericht in 2000 en is een fusie van meerdere federale organismen. Waken over veiligheid “van riek tot vork”.
Fitrosanitaire controles om te kijken of geen ziektes aanwezig zijn in voeding. Raadgevend comité is om evenwichtigheid te waarborgen. Wetenschappelijk comité bestaat uit 20 deskundigen. Houden toezicht op de naleving van de wetgeving in alle schakels van de voedselketen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Voordelen aan intensieve veehouderij

A
  1. Betere preventie van ziekten
  2. Uniforme huisvesting en hygiëne
  3. Reductie vaste kosten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Nadelen aan intensieve veehouderij

A
  1. Snellere verspreiding van ziekte bij insleep; hogere densiteit van dieren en ontbreken van immuniteit bij de hele populatie
  2. Ernstige gevolgen bij contaminatie van voeders; veel wereldwijde bronnen, veel contaminanten, verschillende niveaus van controle
  3. Sector wordt voor een groot deel ingepalmd door een of een paar spelers in de markt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Voor- en nadelen extensieve veehouderij

A

Diervriendelijker, maar veel milieu-onvriendelijker omdat de dieren net zo veel uitscheiden, maar minder produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Voorwaartse integratie

A

Veehouder koopt bijvoorbeeld een slachthuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Achterwaartse integratie

A

Slachthuis koopt bijvoorbeeld een veevoederbedrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Voordelen van integratie

A
  • Georganiseerde dierziektebestrijding
  • Uniforme bedrijfsbegeleiding
  • Strengere voorschriften inzake hygiëne en vaccinaties
  • Gebruik van kengetallen en richtwaarden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Biologisch vs conventioneel product

A

Biologisch is nutritioneel van betere kwaliteit en veel meer ethisch, maar met een grotere bevuilingskans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Open vs gesloten bedrijfsvoering

A

Op een open bedrijf wordt geïmporteerd om af te mesten. In een gesloten bedrijf wordt op het bedrijf zelf gekweekt en gebeurt de afmesting ook op het bedrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Landbouwhuisdier

A

Elk gewerveld dier, gekweekt of gehouden voor de productie van voedsel, wol, huid, bont of andere landbouwdoeleinden. Hieronder vallen runderen, varkens, schapen, geiten, hertachtigen, pluimvee, haasachtigen, paardachtigen, maar ook bijen. Produceren mest, andere dieren produceren afval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Productiecyclus legkip

A
  1. Moederdierbedrijf; 1 haan, 10 hennen, legperiode van 12 maanden
  2. Broeierij; 18 dagen voorbroedkast, 3 dagen uitkomkast, tellen, vaccineren, hanenscheiding
  3. Opfokbedrijf; 3 weken dons, 18 weken compleet verenkleed en dan op transport, snavels knippen verboden
  4. Leghennenbedrijf; lichtregime, eerste ei na 3 weken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

CCP

A

Critical control points

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

CCP legkip

A
  • Besmetting eieren met bacteriën (salmonella en campylobacter)
  • Besmetting kip (intern) of mest (extern)
  • Hygiënesluis, traceerbaarheid, ongediertebestrijding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Belplume

A

Staat in voor de opstart en uitbouw van een Integraal Kwaliteitsbeheersysteem voor pluimvee, zowel leg- als braadkippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Productiecyclus braadkip

A
  1. Primaire/subfokkerij; fokken en verkopen broilergenetica, 3 multinationals beheersen de mondiale markt, hoog bioveiligheidsniveau
  2. Vermeerderingssector; integraties, vleeskuikenmoederbedrijven en de opfok ervan, duizenden worden omgezet in miljoenen
  3. Vleeskuikenbedrijven; eendagskuikens komen hier terecht, blijven 45 dagen en worden vetgemest tot 2 kg, 6 weken all-in-all-out systeem, veel antibiotica maar ieder gebruik moet de dierenarts registreren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

CCP vleeskip

A
  • Ongediertebestrijding
  • Reinigen en ontsmetten stallen
  • Drinkwaterkwaliteit
  • Veilig diervoeder
  • Regelmatige staalname en controle (wettelijk verplicht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Belangrijke zoönoses vleeskip

A
  • AI; vogelgriep/vogelpest
  • Salmonellose
  • Campylobacter
  • NCD; Newcastle Disease/pseudo vogelpest, veroorzaakt door paramyxovirus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Typen varkensbedrijven

A
  • Fokkerij; zeugen dienen voor biggenproductie
  • Afmesting; biggen afmesten tot slachtvarken
  • Gesloten bedrijf; biggen op eigen bedrijf afmesten
  • Combinatie vermeerdering-afmesting; biggen ver- en aankopen
  • Overig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Productiecyclus varken

A
  1. Zeugenstal; open loopstal tot 1 week voor partus (geslachtsrijp 8 maanden en drachtduur 115 dagen)
  2. Kraamstal; all-in-all-out, wassen, ontwormen en ontdoen van ectoparasieten, spenen op 20 dagen en 6 dagen later zeug in oestrus
  3. Biggenbatterij; huisvesting gespeende biggen met nestgenoten, tot 15 kg
  4. Afmeststal; betonvloeren met roosters, zorgt voor pootproblemen, 95kg naar slachthuis en vervangzeugen geselecteerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Worpindex

A

Aantal biggen per worp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Productiegetal

A

Aantal geproduceerde biggen per zeug per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Vervangingspercentage

A

Percentage zeugen wat jaarlijks moet worden vervangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

CCP varken

A
  • Berengeur en castratie
  • Salmonellamonitoring
  • Sterke opvolging gebruik antibiotica
  • Groot belang interne en externe bioveiligheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Certus

A

Kwaliteitslabel varkens. Strenge normen, controles en doorgedreven traceerbaarheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Productiecyclus melkvee

A

Op 15 maanden drachtig, op 24 maanden eerste kalving, 11 maanden lactatie (8000-13000 L). 4-8 weken droogstand. Melkkoe gaat 3-5 lactaties mee, hierna vaak afgevoerd vanwege vruchtbaarheidsproblemen, ziekte en pootproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

CCP melkvee

A
  • Controle melkkwaliteit
  • Residuen van medicatie in melk
  • Voeding in relatie tot melkkwaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

IKM

A

Integrale Kwaliteitszorg Melk. Het IKM-certificaat waarborgt de goede landbouwpraktijk op het melkveebedrijf. Het lastenboek beschrijft meer dan honderd borgingspunten in vijf onderdelen van de melkproductiemethode. Dierengezondheid, dierenwelzijn, melkwinning, reiniging en milieu zijn de vijf modules waarin bestaande reglementering onderschreven wordt en aangevuld met een aantal punten van goede landbouwpraktijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Productiecyclus vleesvee

A

Eerste kalving rond 26 maanden leeftijd, vervolgens opfok en afmesting. Gemiddelde groei 900 gram/dag, slachtrijp op 600-800kg (24 maanden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Belbeef

A

Kwaliteitslabel vleesvee. De garantie dat het vlees dat je koopt heel strikt gecontroleerd is en aan strenge kwaliteitseisen voldoet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

CCP Vleesvee

A
  • Ziektepreventie en zoönoses
  • Opvolging gezondheidsstatus
  • Residuen geneesmiddelen in vlees
  • Imago en milieuaspecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Vleesproductie paard

A

Paarden zijn automatisch geschikt voor vleesproductie. Wanneer je wil dat je paard een gezelschapsdier wordt, kan je dit eenmalig aangeven, die keuze kan je niet meer veranderen vanwege residuen van bepaalde medicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Primaire sector

A

Veehouder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

SANITEL

A

Belgisch systeem voor geïnformatiseerd beheer van identificatie, registratie en toezicht op dieren. Geïnformatiseerd systeem, wat volledig online is. Hierin staat geregistreerd;

  • Landbouwhuisdieren
  • Veehouders, -handelaars en -vervoerders
  • Dierenartsen
  • Verplaatsingen; vertrek uit stal moet geregistreerd worden in een centraal registratiesysteem, in Vlaanderen is dit DGZ, gecoördineerd door ministerie van landbouw

Doelstellingen zijn inventarisatie dieren, lokaliseren beslagen, opvolgen diergezondheid, opvolgen zoötechnische gegevens, tracing kwaliteit dierlijke producten.

54
Q

Beslag

A

Unit waarin dieren worden gehouden. Een stal heeft een beslagnummer.

55
Q

DGZ

A

Dierengezondheidszorg Vlaanderen. Ondersteunt de veehouders bij de wettelijk verplichte identificatie & registratie van hun bedrijf en hun dieren. Zo wordt het mogelijk om een dier en zijn producten te volgen doorheen alle stadia, van bij de productie en de verwerking, tot de distributie. Dit hele proces vormt een onmisbare schakel bij het bewaken van de voedselveiligheid.

56
Q

BVD

A

Bovine Virale Diarree. Als een kalf geoormerkt wordt, wordt automatisch een punch-biopt genomen, deze staal moet opgestuurd worden naar DGZ en deze onderzoeken of het kalf besmet is.

57
Q

Sanitel-R

A

Runderen en Vleeskalveren. Registratie beslag en verantwoordelijke. Identificatie 2 oormerken en verplicht paspoort. Verplaatsingen moeten geregistreerd worden.

58
Q

Sanitel-V

A

Varkens. Registratie beslag en verantwoordelijke. Identificatie dmv 1 oormerk, ook klopnummer. Registratie bezoeksrapporten van bedrijfsdierenarts (minimaal 3x per jaar) en vervoersregistratie.

59
Q

Sanitel-SGH

A

Schapen, geiten en hertachtigen. Registratie elk beslag en verantwoordelijke, identificatie dmv 1 oormerk per dier. Register 15 decembertelling.

60
Q

Sanitel-P

A

Pluimvee. Registratie beslag vanaf 200 dieren en verantwoordelijke, moeten voldoen aan voorwaarden voor gezondheidskwalificatie

61
Q

Registratie paarden

A

Geen deel van Sanitel. Chip, paspoort en mutatiedocument wel verplicht. Geregistreerd in de databank van de Belgische Confederatie van het Paard. Je mag een dier alleen behandelen als het geïdentificeerd is.

62
Q

Klopnummer

A

“Priktattoo” die varkens krijgen op hun rug/bil op het moment dat ze naar het slachthuis gaan. Nummer is zichtbaar na branding karkas.

63
Q

R statuut

A

Residuen van medicatie gevonden, dan krijgt een eigenaar deze. Het kan zijn dat de overheid beslist dat alle runderen die je daarna naar het slachthuis brengt op jouw kosten een extra controle moeten krijgen. Bij runderen vnl antibiotica en ontstekingsremmers, bij varkens tranquilizers

64
Q

H statuut

A

Op bedrijf of in het dier van een bedrijf producten gevonden die verboden zijn. Sterk illegaal. Er zullen boetes en evt inbeslagnames volgen en ook extra controles op het bedrijf.

65
Q

Fibronil eieren

A

Fibronil is een insecticide die werd ingezet om stallen te ontsmetten, maar dit is in eieren terecht gekomen. Verantwoordelijkheid bij Fibronil leverancier door verkeerde inlichting over juist gebruik van het product

66
Q

Dierenpaspoort

A

Bestaat uit 2 delen;

  1. Bovenkant/echt paspoort; geboortedatum, haarkleed, ras, sanitelnummer moeder, gezondheidsstatuut, beslagnummer stal, beslagnummer geboorteplaats
  2. Onderkant/vertrekluik
67
Q

Moment van verkoop rund

A
  • Koper mag komen met geregistreerd vervoersmiddel
  • Invulstrook linksboven invullen en verzegelen; vertrekdatum + handtekening koper
  • Dier is vertrokken
  • Bovenste paspoortdeel blijft bij rund en mee op transport
  • Vertrekluik bij verkoper, ingevuld en opgestuurd naar DGZ, ondertekend door overnemer
  • Binnen 48h moet nieuwe eigenaar naar dierenarts bellen, binnen 72h moet deze I&R uitvoeren (Identificatie en registratie)
  • Aankooponderzoek; gezond, geen ziektes, evt bloedonderzoek, tuberculinatietest
  • Alles inclusief paspoort opgestuurd naar DGZ; enige moment dat het dier geen paspoort heeft
  • DGZ ontvangt paspoort van dierenarts en vertrekluik van verkoper, maken nieuw paspoort en sturen deze binnen een week op naar nieuwe eigenaar
68
Q

Regels aan geneesmiddelen

A
  • Correcte en propere plaats onder juiste temperatuur
  • Verantwoording kunnen afleggen ahv toedienings- en verschaffingsdocument of kopie van diergeneeskundig voorschrift door apotheker
  • Documenten dierenarts moeten; gerangschikt op datum, uniek volgnummer, bewaard in REGISTER-IN voor 5 jaar
  • Contract met bedrijfsdierenarts is verplicht voor epidemiologische bewaking
  • Bedrijfsbegeleidende dierenarts is niet verplicht, maar mag meer medicatie achterlaten
  • Hoeveelheid geneesmiddelen op bedrijf is voor bedrijfsdierenarts 3 weken, bedrijfsbegeleidend 2 maanden
  • Indien veehouder zelf een behandeling uitvoert moet dit genoteerd worden in REGISTER UIT
69
Q

VKI

A

Voedselketeninformatie, manier om info over het dier van het landbouwbedrijf mee te leveren naar het slachthuis. Zorgt ervoor dat sanitaire relevantie en belangrijke informatie wordt overgeleverd aan het slachthuis. Hierin staat;

  • Dierengezondheidsstatus van bedrijf en dier
  • Toegediende geneesmiddelen, behandelingen en wachttijden
  • Aanwezigheid van ziekten die vleeskwaliteit kunnen schaden
  • Laboresultaten
  • Eventuele vroegere keuringsresultaten
  • Gegevens bedrijfsdierenarts
70
Q

Voordelen biologische landbouw

A
  • Meer biodiversiteit
  • Natuurlijke kringloop in stand houden
  • Minder gebruik fossiele brandstoffen
  • Minder broeikasgassen per ha
  • Efficiënter energiegebruik
  • Wisselteelt
  • Beperkt aantal dieren per ha, dus dierenwelzijn
  • Geen preventieve diergeneesmiddelen, dus minder residuen in eindproduct
71
Q

Nadelen biologische landbouw

A
  • Vaker epidemieën
  • Meer ruimte nodig
  • Meer sterftegevallen bij productiedieren
  • Meer onkruidoverlast waardoor opbrengsten bedreigd worden
  • Meer broeikasgassen per kg vlees, dus hogere milieubelasting
  • micro-organismen nodig voor vrijstellen nutriënten
72
Q

Verordening

A

Nr/Jaartal

Strenge manier over hoe iets moet gebeuren. Komt uit Europese wetgeving.

73
Q

Richtlijn

A

Jaartal/Nr

Zelfde als verordening, alleen is in dit geval het doel vastgelegd en niet het hele proces, komt uit Europese wetgeving

74
Q

Beschikking

A

Verordening voor 1 doelgroep, komt uit Europese wetgeving

75
Q

Aanbeveling en adviezen

A

Niet bindend, komt uit Europese wetgeving

76
Q

Nationale wetgeving

A

Wetsvoorstel, wetsontwerp, koninklijke besluiten, ministeriële besluiten, omzendbrieven

77
Q

Vlaamse raad voor dierenwelzijn

A

Vroeger federaal (België), tegenwoordig regionaal. Bevat vertegenwoordigers van de landbouwsector, mensen die dieren als hobby houden, welzijnsorganisaties, asielen, maar ook wetenschappers die samen zoeken naar een wetenschappelijk gedragen advies. GAIA is een organisatie die min of meer dezelfde lijn als op federaal niveau volgt, maar wel een paar tandjes bijzet.

78
Q

Wat is gezondheid volgens WHO

A

Toestand van een complete fysieke, mentale en sociale welbevinden en niet puur het afwezig zijn van een ziekte

79
Q

Welke factoren hebben invloed op de gezondheidsstatus

A
  1. Voeder
  2. Stalklimaat en huisvesting
  3. Bedrijfsvoering
  4. Hygiëne
80
Q

Wetgeving rond samenstelling veevoer

A
  • Nutritionele behoeften van dier en consument
  • Gezondheid dier en consument
  • Bescherming omgeving
  • Juiste prijssetting van eindproduct
  • Verwerken nevenstromen van voedingsindustrie
  • Nutritionele samenstelling eindproduct
81
Q

Colombusei

A

Ontstaat na voeren van kippen met poly-onverzadigde vetzuren. Dit ei bevat omega 3 vetzuren en heeft een extra gezondheidseffect.

82
Q

Samenstelling krachtvoer is bepaald

A
  • Additieven; mag niet zomaar alles toevoegen
  • Ongewenste stoffen
  • Basisbestanddelen en voedermiddelen
  • Pathogenen; ziekteverwekkers, virussen, bacteriën, parasieten
  • Geneesmiddelen; gemedicineerde diervoeders, voorschriftplicht
  • GGO’s; heel gevoelig onderwerp waar veel discussie over is
83
Q

GGO

A

Genetisch gemodificeerde organismen, moeten op het etiket vermeld worden. Als je dieren voert met GGO ingrediënten hoeft dit niet op het etiket te staan.

84
Q

Voordelen aan GGO

A
  • Versnelde rijpheid
  • Verhoogde droogteresistentie
  • Nutritionele waarde
  • Bewaartijd is hoger, dus minder verspilling
  • Ontstaan nieuwe producten
  • Introductie nieuwe groeitechnieken
85
Q

Nadelen aan GGO

A
  • Voedselveiligheid en effect op mens
  • Ecologie; daling natuurlijke biodiversiteit, uitsterven bepaalde diersoorten
  • IP; intellectual property, door 1 bedrijf te laten monopoliseren is het lastig
  • Labelling aspect; eigendomsrechten laten vermelden op etiketten
  • Ethiek
  • Ontstaan superinsecten; endogene resistentie voor insecticiden
86
Q

Waar moet voeder aan voldoen

A
  • Faciliteiten en uitrusting
  • Personeel en productie; goed opgeleid en volgens bepaalde procedure
  • Kwaliteitscontrole
  • Traceerbaarheid; tracking en tracing
  • Belang van nevenstromen en dierlijke bijproducten
87
Q

Bioveiligheid

A

Extern of intern. Extern gaat het over ziektes van buiten je bedrijf die kunnen binnendringen. Intern gaat het over hoe je kan vermijden dat ziektes binnen je bedrijf overgedragen kunnen worden op andere diergroepen binnen je bedrijf.

88
Q

Vuile weg vs propere weg

A

Vuile weg zijn plaatsen waar vrachtwagens bijvoorbeeld komen lossen, hier is geen direct contact met het bedrijf. De propere weg is puur op je bedrijf zelf, hier komen geen vrachtwagens etc.

89
Q

Eisen productiesysteem

A
  • Scheiden leeftijdsgroepen
  • All-in-all-out systeem
  • Zo min mogelijk mengen
  • Optimale dierbezetting
  • Omgang/verzorging dieren; stress vermijden, want stress zorgt voor dalende afweer
  • Klinische inspectie
  • Ziekenboeg
  • Hygiëne
90
Q

Wat is belangrijk bij hygiëne

A
  • Reinigen, desinfecteren en leegstaan
  • Bestrijden van insecten en knaagdieren
  • Orde en netheid
  • Kadavers moeten in een krengenhuisje gehouden worden
  • Hygiënisch drinken en voederen
  • Vuile dieren mogen niet geslacht worden
  • Hygiëne transport en wachtruimte slachthuis
91
Q

Zoönose

A

Ziekten van gewervelde dieren die op natuurlijke wijze kunnen overgedragen worden op de mens.

  • Antropozoönose; mens op dier
  • Zoöanthroponose; dier op mens
  • Amfixenose; mens op dier en andersom
92
Q

Hoe kan overdracht of infectie gebeuren

A
  • Direct of indirect contact met dier of uitscheidingsproducten
  • Bijtwonden
  • Vectoren (bloedzuigende insecten)
  • Eten van voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong
  • Verwerken van voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong
93
Q

Waardoor wordt de mate van overdracht bepaald

A
  • Agens
  • Dier
  • Omgeving en hygiëne van mens en dier
  • YOPI groep
94
Q

Op welke manieren kan je een ziekte vermijden

A
  1. Primaire preventie; meest extreem, minst haalbaar, contact tussen dier en agens 100% vermijden, quarantaine en ringvaccinatie
  2. Secundaire preventie; niet vermijden van contact, maar vermijden dat een geïnfecteerd dier ziek wordt, vaccinatie en probiotica (kolonisatie dmv goede bacteriën, waardoor de slechte niet kunnen infecteren)
  3. Tertiaire preventie; gaat niet om preventie, maar om behandeling
95
Q

Ringvaccinatie

A

Alle bedrijven in een ringzone gevaccineerd, daardoor zullen alle dieren in de ring immuniteit opbouwen. Je krijgt dus een buffergebied, waardoor de ziekte langzaamaan uitsterft. Dit kan ervoor zorgen dat centrale bedrijven niet worden besmet.

96
Q

Klassieke zoönotische agentia

A

Onder controle in Westerse landen. In ontwikkelingslanden nog wel endemisch (frequent voorkomend). Miltvuur, runderbrucellose (continue screening), rundertuberculose (tuberculinatie bij aankoop en na autopsie op kadavers)

97
Q

Pathogenen op voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong

A

Vooral bacteriën, zoals campylobacter (maagdarmtractus), salmonella (overal en resistent), listera

98
Q

Nieuwe zoönotische agentia

A
  • BSE; boviene spongiforme encephalopathie, hersenen worden sponsig
  • TSE; transmissibele spongiforme encephalopathie, variant bij schaap en geit
  • AI; vogelgriep, ziekte met hoog mortaliteitsrisico (geïnfecteerd/sterfgevallen) en hoog morbiditeitsrisico (geïnfecteerd/ziek)
  • MRSA; methicilline resistente staphylococcus aureus, zeer agressieve ziekenhuisbacterie
99
Q

Opkomende dierziektes

A

Ziektes bij dieren waarvan de incidentie significant stijgt in een bepaald gebied in een bepaalde periode bij een bepaalde populatie. Deze moeten we opvolgen. Dit kan inhouden dat;

  • Voorheen onbekend pathogeen
  • Gemuteerd pathogeen
  • Verspreiding naar nieuw gebied
  • Endemisch voorkomende ziekte waarvan de incidentie stijgt
100
Q

Officieel vrij zijn

A
  1. Vrij handelsverkeer van levende dieren, melk en vlees
  2. Frequentie van opgelegde onderzoeken daalt, dus minder kosten
  3. Volgende onderzoeken blijven verplicht;
    - Brucellose bij verwerping, dode of zwak geboren kalveren
    - Aankooponderzoek
    - Bloedonderzoek op brucellose na positieve melkringtest
    - Runderen >24 maanden en afkomstig uit risicolanden (Bulgarije, cyprus, spanje, griekenland, hongarije, italië, litouwen, malta, roemenië, portugal, noord ierland)
101
Q

Aangifteplichtige ziektes

A

Als je als dierenarts of veehouder een bepaalde ziekte vermoedt bij dieren en die ziekte staat op de lijst van aangifteplichtige ziektes, dan moet je dat rapporteren aan het FAVV via de PCE (provinciale controle eenheid), lijst is opgesteld obv;

  • Gevolg van ziekte voor volksgezondheid
  • Socio-economische schade
  • Impact op dierenwelzijn
  • Belang voor internationale handel
102
Q

OIE

A

Office international des epiceaux, werelddierengezondheidsorganisatie. Mondiaal bureau dat zich bezighoudt met ziektes. Gaat niet alleen over landbouwhuisdieren, maar ook weekdieren, schaaldieren, bijenkolonies of kikvorsachtigen

103
Q

Sensitiviteit

A

Echt ziek/(echt ziek + vals gezond)

104
Q

Specificiteit

A

Echt gezond/(vals ziek + echt gezond)

105
Q

Eigenschappen goeie test

A

Hoge sensitiviteit (hoeveel van de echt zieken als ziek wordt aangeduid) en een hoge specificiteit (hoeveel van de echt gezonden als gezond wordt aangeduid). Dit wil zeggen minimaal 80%.

106
Q

Prevalentie

A

Voorkomen van een ziekte op een bepaald moment. Aantal op de totale populatie.

107
Q

Incidentie

A

Voorkomen van nieuwe gevallen in een bepaald tijdsinterval

108
Q

Epidemiologische testen

A
  • Survey; hoe frequent een bepaalde ziekte voorkomt
  • Screening; snelle diagnostische test om zieke dieren op te sporen
  • Monitoring; routinematig verzamelen van gegevens met de bedoeling de evolutie van verschillende parameters te volgen in de tijd
  • Surveillance; verzamelen van specifieke gegevens in het kader van een bestrijdingsprogramma
109
Q

Soorten dierenartsen

A
  • Praktijkdierenarts
  • Bedrijfsdierenarts
  • Bedrijfsbegeleidende dierenarts
110
Q

Wat mag een dierenarts wat betreft geneesmiddelen

A

Wel voorschrijven en verschaffen voor dieren in behandeling. Daarnaast mag het beschikken over een depot van geneesmiddelen. Het mag niet beschikken over een publiek opengestelde apotheek. Het mag wel geneesmiddelen verkopen aan klanten.

111
Q

Bedrijfsdierenarts

A

Elk voedselproducerend landbouwbedrijf is verplicht een bedrijfsdierenarts te hebben. De rol is;

  • Staat in voor epidemiologische bewaking
  • Maatregelen om ziekten te bestrijden
  • Op gemengde bedrijven voor elke diersoort afzonderlijk contract
  • Aanduiden van plaatsvervangende dierenarts verplicht
112
Q

TRACE

A

Permanent informatiesysteem in Europa om bij bepaalde uitbraken de info zsm te gaan verspreiden. Deze doet het volgende;

  • Controle aan luchthavens
  • Nodige informatie verspreiden

Op nationaal niveau is het SANITEL

113
Q

Bedrijfsbegeleidende dierenarts

A

Intiemer contract tussen veehouder en dierenarts, waarbij de samenwerking wordt uitgebreid. Dit is niet verplicht, maar je krijgt wel extra toegevingen. Gaat via een geschreven overeenkomst. Bij wet verplicht om regelmatig bijscholingen te volgen en ervoor te zorgen dat hij up to date blijft.

114
Q

Wachttijd

A

Periode die gerespecteerd moet worden tussen de laatste toediening van het geneesmiddel aan het dier en het slachten ervan, of de periode waarin melk, eieren of honing niet gebruikt mogen worden voor menselijke consumptie

115
Q

Therapeutische vrijheid

A

Als je als dierenarts geen juist geneesmiddel vindt, hou je de vrijheid om via een cascadesysteem toch een geneesmiddel te kunnen toedienen. Bij twijfel moet je de wettelijke minimum wachttijden toedienen;

  • Vlees; 28 dagen
  • Melk; 7 dagen
  • Ei; 7 dagen
116
Q

Magistrale bereiding

A

Dierenarts maakt een voorschrift dat de verantwoordelijke van het dier aan een apotheker moet overhandigen. De bereidingen mogen niet bewaard worden in het depot van de dierenarts. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden;

  • Geen therapeutisch alternatief beschikbaar
  • Absoluut noodzakelijke behandeling om onaanvaardbaar lijden te vermijden
  • Uitzonderlijke situatie

Dierenarts is volledig en persoonlijk aansprakelijk voor de toepassing van het systeem.

117
Q

TVD

A

Toedienings- en verschaffingsdocument. Wettelijke drager voor het bewijzen van het feit dat er geneesmiddelen zijn toegediend of verschaft. De verantwoordelijke zal genoemd worden en er zal een vignet van de dierenarts opgeplakt worden.

118
Q

Posologie

A

Dosering die je moet gebruiken bij nabehandeling

119
Q

One health

A

Gaat er vanuit dat de gezondheid van de dieren en mensen zeer nauw met elkaar gekoppeld zijn.

120
Q

AMCRA

A

Kenniscentrum inzake antibioticumgebruik en antibioticumresistentie bij dieren. Zo krijg je een idee over het antibioticumgebruik.

121
Q

Wat staat weergegeven op een verpakking

A
  • Dosering
  • Species
  • Actief bestanddeel
  • Aandoeningen welke behandeld kunnen worden
  • Wachttijden
  • Manier van toediening
  • Vervaldatum
  • Lotnummer; uniek en moet vermeld staan op TVD
122
Q

Primaire vs secundaire verpakking

A

Primaire verpakking is een flesje, secundaire verpakking is het doosje.

123
Q

Wat staat weergegeven in een bijsluiter

A
  • Actief bestanddeel
  • Ingrediënten met concentraties
  • Indicaties
  • Contra-indicaties
  • Potentiële bijwerkingen
  • Dosering
  • Wachttijden
  • Speciale voorschriften
124
Q

FAGG

A

Federaal Agentschap Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten.

125
Q

SANITEL-MED

A

Online applicatie waarin alle
voorgeschreven, verschafte en toegediende
antibiotica voor diergeneeskundig gebruik worden
bijgehouden. Verplicht voor registraties bij pluimvee (leg- en
braadkippen), varkens en vleeskalveren. Voor
rundvee kan er vrijblijvend gebruik van worden gemaakt.

126
Q

Metafylactische behandeling

A

Behandeling van de klinisch zieke dieren en andere dieren in eenzelfde groep die klinisch nog gezond zijn maar grote kans lopen om te worden besmet vanwege het nauwe contact met de zieke dieren

127
Q

REGISTER-IN

A

De inschrijving bevat minstens de volgende info;

  • Ontvangstdatum
  • Precieze identificatie van het geneesmiddel
  • Lotnummer van de fabricatie
  • Ontvangen hoeveelheid
  • Naam en adres van de leverancier
128
Q

Ex tempore

A

Meteen, voor de individuele patiënt. Een kwart van de magistrale bereidingen is ex tempore.
De verwerving van bereidingen ex tempore door titularis van het depot en hun in bezit hebben in het depot zijn verboden. Dergelijke bereidingen worden uitsluitend voorgeschreven voor de verantwoordelijke. Zij mogen evenwel aanwezig zijn in de plaatsen waar diergeneeskundige zorgen worden verstrekt wanneer het dier waarvoor zij werd voorgeschreven, er gehospitaliseerd is, maar enkel gedurende de periode van deze hospitalisatie.

129
Q

REGISTER-UIT

A

De inschrijving bevat minstens de volgende info;

  • Uitgangsdatum;
  • Precieze identificatie van het geneesmiddel;
  • Verschafte of toegediende hoeveelheid;
  • Naam en het adres van de bestemmeling;
  • Behandelde diersoort en diercategorie (bij vleeskalveren, pluimvee en varkens)
130
Q

Voorzorgsbeginsel

A

Achterliggend grondbeginsel van de wet. Stelt dat wanneer we niet weten of iets een effect heeft, we er vanuit gaan dat het wel een effect heeft. Absolute voorzorg dat er niets mis kan gaan.