Presenteren Flashcards

1
Q

Wat staat centraal binnen communiceren?

A

SAR - structuur, aandacht, ritme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat moet de luisteraar?

A

Moet de spreker volgen
Kan gemakkelijk afdwalen
Heeft beperkte spanningsboog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat moet de spreker?

A

Goed structureren
Aandacht vasthouden
Zorgen voor goed ritme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de doelen van presenteren?

A
  • wekken van belangstelling
  • beïnvloeden van meningen
  • beïnvloeden van gedragsintenties
  • bevorderen van discussies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wordt besproken in een inleiding?

A
Kennismaking
Opening die interesse wekt
Doelaanduiding
Vooruitblik
Toelichting
Vragen tijdens of na presentatie
Aanduiding overgang kern
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat wordt besproken in een kern?

A

Na formulere centrale vraag is de opbouw
Informatie: dia voor dia
Overtuigend: Voor- en nadelen
Duidelijk naar afsluiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt besproken in een slot?

A

bij informatie: herhaal belangrijkste punten
bij overtuigen: samenvatting en conclusie
kijk naar de toekomst
kom terug op de inleiding
kies een sterke slotzin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is Ethos en wat verstaan we hieronder?

A

De geloofwaardigheid van de spreker
deskundigheid
welwillendheid
eerlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op welke manieren kan de spreker waardering laten voelen?

A

verwantschap creëren
vleien publiek
bedanken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zet je op papier?

A

Je doel en je verhaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zet je op de computer?

A

Opzet en uitwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 3 eigenschappen van een opsomming

A

De elementen onder één noemer brengen.

b. De elementen parallel laten lopen.
c. Structuur geven d.m.v. opsommingstekens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly