Present Simple Flashcards
1
Q
Wanneer
A
Bij die dingen die nu regelmatig of vaak gebeuren
Bij feiten
2
Q
Te herkennen aan
A
Always, never, sometimes, every day, every year, often, usually, normally,
3
Q
Regel
A
Hele ww of hele ww + s ( bij shit )
4
Q
Ontkennend
A
Bij de present simpel voeg je don’t of doesn’t toe ( bij shit > doesn’t ) + hele ww
5
Q
Vragend
A
Bij de present simple zat je do of does vooraan ( shit > does )