Present Continuous Flashcards
1
Q
Wanneer
A
Bij dingen die nu tijdelijk bezig zijn
2
Q
Te herkennen aan
A
Now, at the moment, look!, hear!, right now, as we speak
3
Q
Regel
A
Am/are/is + ww + ing
4
Q
Ontkennend
A
Not achter am/are/is
5
Q
Vragend
A
Am/are/is vooraan