Politieke besluitvorming Flashcards

1
Q

Wat zijn de definities van “politiek”

A
  • Politiek als ander woord voor beleid
  • Politiek als staatsinrichting
  • Politiek als strategie of handelswijze
  • Politiek als synoniem voor behendig, sluw, slim, achterbaks
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke definitie van het woord “politiek” is gangbaar in de maatschappijwetenschappen

A

Een proces van omzetting van verlangens wensen en eisen vanuit de samenleving in bindende besluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een ““Politiek probleem”

A

Een situatie die een grote groep mensen ongewenst vindt, die ontstaan is door maatschappelijke ontwikkelingen, die te maken heeft tegengestelde belangen en die mensen (mede) door overheidsingrijpen veranderd willen zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat vormt de publieke agenda

A

Problemen die aandacht krijgen van burgers en maatschappelijke groeperingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de taken van de overheid

A

-Het garanderen van de openbare orde en veiligheid
-Het garanderen van de mensenrechten
-Het onderhouden van goede buitenlandse betrekkingen
Het scheppen van werkgelegenheid, sociale zekerheid, goede arbeidsomstandigheden, infrastructuur en een goed economisch klimaat
-Het zorgen voor welzijn, onderwijs, volksgezondheid, kunst en andere goederen en diensten op sociaal-cultureel gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat verstaan we onder een soevereine staat

A
  • De overheid over soevereine macht beschikt
  • Er is sprake van een bevolking, waarover geregeerd wordt
  • Het grondgebied internationaal erkent is
  • De overheid beschikt over een geweldsmonopolie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent macht?

A

Het vermogen om het gedrag van anderen, eventueel tegen hun zin, te beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekent politieke macht?

A

Het vermogen om de politieke besluitvorming te bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat betekent gezag?

A

Mensen accepteren de macht of zeggenschap van anderen als legitiem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de definitie van een rechstaat

A

Een staat waarin de rechten en plichten van zowel de inwoners als van de overheid zijn vastgelegd zodat burgers beschermd worden tegen machtsmisbruik door de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de definitie van een democratische rechtsstaat

A

Een staat waarin de macht door of namens het volk wordt uitgeoefend binnen de grenzen van de grondwet, zodat individuele grondrechten worden beschermd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de kenmerken van een democratische rechtsstaat

A
  • Er is sprake van een grondwettelijke scheiding van de politieke macht
  • De (politieke) grondrechten worden geëerbiedigd
  • Het bestuur van het land is gebaseerd op het legaliteitsbeginsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de constitutionele taken van de koning

A
  • Lidmaatschap van de regering en voorzitterschap van de Raad van State
  • Plaatsen van een handtekening onder alle wetten
  • Voorlezen van de troonrede
  • Benoeming van ministers en staatssecretarissen bij de vorming van een nieuw kabinet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de niet constitutionele taken van de koning

A
  • Het overleggen met de minister-president over het kabinetsbeleid
  • Ons land vertegenwoordigen bij staatsbezoeken
  • Het ontvangen van buitenlandse staatshoofden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de kernmerken van onze parlementaire democartie

A
  • Het volk wordt vertegenwoordigd door een parlement dat door vrije geheime verkiezingen wordt gekozen. We noemen dit een indirecte of representatiedemocratie
  • Alle burgers zijn gelijk voor de wet en hebben gelijke invloed op de samenstelling van het parlement
  • Ministers zijn verantwoording schuldig aan de gekozen volksvertegenwoordiging
  • Het kabinet voert beleid op basis van het vertrouwen van de meerderheid van de volksvertegenwoordiging
  • De macht van de overheid wordt (indirect) gelegitimeerd door de vrij en geheime verkiezingen, die uiterlijke iedere vier jaar plaatsvinden
  • Besluitvorming door de regering en parlement vindt plaats bij meerderheid van de stemmen
  • Het parlement is geen ‘dictatuur van de meerderheid’ maar houdt rekening mer de rechten en belangen van minderheden
  • Er is sprake van een tweekamerstelsel, waarbij het politieke primaat bij de direct gekozen Tweede Kamer ligt. De indirect gekozen Eerste Kamer, of Senaat, vervult de rol van laatste controle en wordt daarom ook wel ‘Kamer van reflectie’ genoemd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de definitie van representativiteit

A

De mate waarin standpunten en besluiten overeenkomen met de wens van de kiezers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de knelpunten bij representatie en representativiteit

A
  • Partijen vertegenwoordigen niet altijd de ideeën van hun kiezers
  • Vanwege geringe communicatie tussen kiezer en gekozene weten vertegenwoordigers niet altijd precies wat de kiezers willen
  • Actieve kiezers hebben meer kans vertegenwoordigd te worden dan inactieve kiezers
  • Er is een groep kiesgerechtigden die zich helemaal nooit vertegenwoordigd voelt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe werkt een kabinetsformatie

A
  • Nieuwe tweede kamer wordt geïnstalleerd
  • De tweede kamer benoemt direct na een debat een of meer informateurs
  • De informateur onderhandelt met mogelijke coalitiepartners
  • De informateur schrijft coalitieafspraken op in een regeerakkoord
  • Tweede Kamerfracties van de coalitiepartijen onderschrijven het regeerakkoord
  • De Tweede Kamer benoemt een formateur
  • De formateur zoekt geschikte bewindslieden
  • De koning benoemt bewindslieden nadat zij trouw beloofd of gezworen hebben
  • Het kabinet wordt gepresenteerd aan het publiek
  • De minister-president leest de regeringsverklaring voor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waaruit bestaat het kabinet

A

De ministers en staatssecretarissen

20
Q

Waaruit bestaat de regering

A

De koning en de ministers

21
Q

Welke mede wetegevende rechten en bevoegdheden hebben ministers

A
  • Het indienen van wetsvoorstellen
  • Het ede ondertekenen van wetten na goedkeuring door het parlement
  • Het van algemenen maatregelen van bestuur (AMvB’s)
22
Q

Welke besluitvormende rechten en bevoegdheden hebben ministers

A
  • het uitvoeren van aangenomen wetten
  • Maatregelen die voortvloeien uit eerder aangenomen wetten
  • Het nemen van besluiten over zaken waar geen specifieke wetgeving over bestaat
23
Q

Welke mede wetegevende rechten en bevoegdheden heeft het parlement

A
  • Het stemrecht
  • Het recht van amendement
  • Het recht van initiatief
  • Het budgetrecht
24
Q

Welke controlerende rechten en bevoegdheden heeft het parlement

A
  • Het vragenrecht
  • Het recht van interpellatie
  • Het recht van motie
  • Het recht van enquête
25
Q

Wat zijn de informele machtsmiddelen van het parlement

A
  • Lobbyen bij ministers
  • Overleggen met ambtenaren
  • Gebruik maken van massamedia
26
Q

Wat houdt het subsidiariteitsbeginsel in

A

Decentraal war kan, centraal wat moet

27
Q

Welke mogelijkheden heb je in Nederland om te participeren

A
  • Electorale participatie
  • Actievoeren (niet electorale participatie)
  • Burgerinitiatief
  • Actief lid worden van een partij of pressiegroep
28
Q

Wat zijn belangen- en actiegroepen

A

Organisaties en groepen die bewust proberen invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming

29
Q

Wat zijn de machtsmiddelen van actie- en pressiegroepen

A
  • Lobbyen bij politici
  • Demonstraties
  • Publiciteitscampagne
  • ‘Eigen mensen’ op sleutelposities brengen
  • Bezwaarschriften
  • Burgerlijke ongehoorzaamheid
30
Q

Wat zijn de functies van politieke partijen

A
  • Articulatiefunctie
  • Communicatieve functie
  • Aggregatie functie
  • Participatie functie
  • Recruterings- en slelectiefunctie
31
Q

Welke rol speelt de massamedia in de politieke besluitvorming

A
  • Informatiefunctie
  • Spreekbuisfunctie
  • Onderzoeksfunctie
  • Controle- of waakhondfunctie
  • Commentaar- en opiniefunctie
32
Q

Wat is een politiek systeem

A

Een stelsel waarbinnen verlangens en eisen van individuen worden omgezet in bindende beslissingen en maatregelen

33
Q

Wat zijn de drie fases van het systeemmodel van Easton

A
  1. Input van de problemen
  2. Omzetting van problemen in maatregelen
  3. Output: de besluiten en wetten die het probleem moeten oplossen
34
Q

Van welke voorwaarden hangt het besluit af om een maatschappelijk probleem op de politieke agenda te zetten

A
  • Het aantal betrokken burgers of instellingen
  • De ernst van het probleem
  • De oplosbaarheid
  • Erkenning van het probleem door poortwachters
  • De ruimte op de politieke agenda
35
Q

Wat zijn de poortwachters in een politiek systeem

A

Politieke actoren die in staat zijn wensen en eisen op de politieke agenda te krijgen

36
Q

Welke subfases heb je in de fase “omzetting” van het systeemmodel

A
  • agendavorming
  • beleidsvoorbereiding
  • beleidsbepaling
37
Q

Welke afwegingen worden gemaakt bij beleidsbepaling

A
  • Is het wetsvoorstel effectief en efficiënt?
  • Stemt het wetsvoorstel overeen met het eigen partijprogramma
  • Kan steun voor het wetsvoorstel rekenen op goedkeuring van (toekomstige) kiezers
38
Q

Wat zijn de fases van het barrièremodel

A
  • Eisen wensen en verlangens
  • Politieke wensen en verlangens
  • Politieke agenda punten
  • Besluiten
  • Wetten en maatregelen
39
Q

Wat zijn de barrières van het barrièremodel

A
  • (H)erkennen van problemen
  • Afwegen
  • Besluitvorming
  • Uitvoering
40
Q

Wat zijn dé nationale omgevingsfactoren

A
  • Economische factoren
  • Culturele factoren
  • Demografische factoren
  • Geografische factoren
  • Technologische mogelijkheden
  • Sociale omstandigheden
41
Q

Wat zijn dé internationale omgevingsfactoren

A
  • Internationale organisaties
  • Internationale verdragen
  • Internationale ontwikkelingen
42
Q

Wat doet de Europese commissie

A
  • Het vormt het dagelijks bestuur van de EU

- Het is het uitvoerend orgaan van de EU

43
Q

Wat doet de raad van Europa

A

-Het is het belangrijkste besluitvormende orgaan van de EU

44
Q

Wat doet de Europese raad

A

-Als de raad van de EU geen overeenstemming bereikt dan komt de Europese raad bijeen

45
Q

Wat zijn de doelstellingen van de EU

A
  • Uitvoeren van een gemeenschappelijk economisch beleid
  • Ontwikkelen van een gemeenschappelijk buitenlands en justitieel beleid
  • Samenwerken om monetair gebied