Plage + Temp Flashcards
Beau
Mooi
Séc
Droog
Ensoleillé
Zonnig
Toride
Heet
Chaud
Warm
Doux
Zacht
Mauvais
Slecht
Frais
Fris
Froid
Koud
Brumeux
Mistig
Brumeux
Mistig
Pluvieux
Regenachtig
Humide
Vochtig
Nuageux
Bewolkt
Il pleut
Het regent geregend
Il neige
Het sneeuwt gesneeuwd
Il grêle
Het hagelt gehageld
Il gèle
Het vriest gevroren
Le soleil brille
De zon schijnt
Il y a de l’orage
Het onweert geonweerd
Il y a des éclairs
Het bliksemt gebliksemd
Il tonne
Het dondert gedonderd
Il vente
Het waait gewaaid
Bronzer au soleil
In de zon luiren geleuird
Se promener sur la digue
Op de dijk wandelen gewandeld
Pique niquer sur la plage
Op Het strand picknicken gepicknickt
Nager dans la mer
In zee zwemen gezwommen
Faire du cerf volant
Vligeren gevliegerd
Se promener dans les dunes
In de duinen wandelen gewandeld
Louer un kwistax
Een kwistax huren gehuurd
Regarder les feux d’artifice
Naar een vuurwerk kijken gekeken
Rouler a vélo jusqu’au fare
Naar de vuurtoren fietsen gefietst
Construire un château de sable avec ton petit frère ou ta petite sœur
Met de broertjes of zusje zandkastelen bouwen gebouwd
Cabine de plage
De strand cabine
Crème solaire
De zonnebrancreme
La pelle
De shoep
Le seau
De emmer
Le tapis de plage
Badhanddoek
La chaise de plage
De strandstoel
Le matelas gonflable
De Luchtmatras
La bouée
De boei
Le bloque vent
Het windschorm
Le drapeau
De vlags
Le cerf volant
De vlieger
Le marchant de glace
De ijsventer
Le sauveur
De redder
Un crabe
De krab
Une étoile de mer
De zeester
Une crevette
De garnaal
La méduse
De kwal
La mouette
De meeuw
Le pont
De pier
La plage
Het strand
La vague
De golf
Le bloque vague
De golfbreker
