pg 48-50 doflijn tekst Flashcards
1
Q
quidam
A
quaedam, quoddam: een zekere onbepaald vnw
2
Q
ceterus
A
cetera, ceterum: ander, overig
3
Q
ulterior
A
ulterios, ulterius (gen ulterioris): aan de overkant, verder
4
Q
tendere
A
tendo, tetendi, tensum/tentum: spannen, streven naar, gaan naar
5
Q
nunc
A
nu
6
Q
nunc…nunc
A
nu eens… dan weer
7
Q
sequi
A
sequor, secutus sum: volgen
8
Q
postremo
A
ten slotte (bijwoord)
9
Q
iterum
A
opnieuw (bijwoord)
10
Q
primum
A
eerst, ten eerste (bijwoord)
11
Q
altus
A
alta, altum: hoog, diep
12
Q
flectere
A
-o, flexi flexum: buigen
13
Q
fama
A
famae: het gerucht, de roem, de reputatie
14
Q
aspicere
A
aspicio, aspexi, aspectum: kijken naar, bekijken
15
Q
posterus
A
postera, posterum: volgend, later