personen met verstandelijke handicap Flashcards

1
Q

Pioniers?

A
  • Pinel
  • Esquirol
  • Itard
  • Seguin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pinel?

A
  • hervormingen in de behandeling van psychische aandoeningen.
  • verwijderen van de ketenen en het stoppen van wrede behandelingen in krankzinnigheidsinrichtingen.
  • classificeerde verschillende psychische aandoeningen en probeerde ze te begrijpen op basis van symptomen en gedrag.
  • menselijke en gespreksgerichte aanpak in plaats van fysieke dwangmiddelen en isolatie.

Zijn werk legde de basis voor moderne psychiatrische praktijken en het idee van psychiatrie als een medisch specialisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Esquirol?

A
  • grondlegger van moderne psychiatrie.
  • zette het werk voort van Philippe Pinel
  • wetenschappelijke en medische benadering van psychiatrie.
  • classificeerde en categoriseerde psychische aandoeningen op basis van symptomen en observatie.
  • Hij introduceerde termen als “monomanie” en “folie circulaire” om verschillende psychische stoornissen te beschrijven.

Zijn werk had invloed op de ontwikkeling van de moderne psychiatrie en begrip van geestesziekten in de 19e eeuw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Itard?

A
  • het meest bekend om zijn werk met Victor, een jongen die opgroeide in het wild en die door Itard werd verzorgd en opgevoed.
  • methoden voor het onderwijzen en revalideren van kinderen met ontwikkelingsachterstanden of cognitieve beperkingen.
  • probeerde Victor te socialiseren en de menselijke taal aan hem te onderwijzen, hoewel dit een uitdagende taak bleek te zijn vanwege het gebrek aan menselijk contact dat Victor had ervaren.
  • vroege werk in de ontwikkeling van gebarentaal

Itards werk met Victor en zijn bijdragen aan de pedagogiek en communicatietherapie hebben een blijvende invloed gehad op het onderwijs en de zorg voor mensen met speciale behoeften.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Seguin

A
  • belangrijke bijdragen heeft geleverd aan de ontwikkeling van onderwijsmethoden voor mensen met verstandelijke beperkingen.
  • Hij geloofde sterk in hun leerpotentieel
  • ontwikkelde praktische, hands-on lesmethoden om hun cognitieve en motorische vaardigheden te verbeteren.
  • Zijn werk heeft de pedagogie voor mensen met verstandelijke beperkingen positief beïnvloed en
  • benadrukte het belang van individuele aandacht en positieve versterking.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kanunnik Petrus Jozef Triest?

A
  • Kanunnik Petrus Jozef Triest (1760-1836) was een katholieke priester in Vlaanderen.
  • Hij richtte liefdadigheidsinstellingen op
  • zorgde voor armen, wezen en mensen met een verstandelijke beperking.
  • geloofde sterk in onderwijs en stichtte scholen en zorginstellingen.
  • Broeders van Liefde

Hij wordt beschouwd als eenpionier in sociaal werk en welzijnswerk in België.

Triest is ook heilig verklaard in de katholieke kerk vanwege zijn toewijding aan liefdadigheid en zorg voor de behoeftigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Jozef Guislain

A

Belgische psychiater en pionier in de geestelijke gezondheidszorg,
1. Oprichter eerste moderne psychiatrische ziekenhuizen in België.
2. Zijn inspanningen om de behandeling van geesteszieken te verbeteren.
3. Het onderwijzen en verspreiden van humane behandelmethoden voor psychiatrische patiënten.
4. Zijn invloed als een van de eerste voorstanders van de psychiatrie als een apart medisch vakgebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rond 1850: ontstaan van de eerste inrichtingen

A

Deze drie figuren, Jacob Guggelbühl, Édouard Séguin, en Samuel Howe, speelden een belangrijke rol in de vroege geschiedenis van de institutionalisering en het speciaal onderwijs voor mensen met een verstandelijke beperking en visuele beperkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In de late 19e en vroege 20e eeuw
Positivisme en evolutieleer

A

In de late 19e en vroege 20e eeuw kwamen er ideeën op die de pedagogische benaderingen voor mensen met een beperking onder druk zetten:
1. Focus op Lichamelijke en Biologische Aspecten

  1. Stamboomstudie en Eugenetica:
    * Dugdale deed onderzoek naar de familie ‘the Jukes’ en Goddard naar de familie ‘Kallikak’.
    Zij concludeerden dat verstandelijke beperkingen erfelijk waren en samenhangen met criminaliteit, armoede, en marginaal leven.
  2. mensen met een beperking werden gezien als bronnen van sociale problemen.
  3. Institutionalisering: onder het mom van ‘bescherming van de maatschappij’.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

1905: PSYCHOMETRISCHE RICHTING

A

Binet en Simon kregen in het begin van de 20ste eeuw opdracht om een methode te vinden om kinderen met een lichtere vorm van verstandelijke beperking op te sporen.

  • Werk van Binet was een test die de natuurlijke intelligentie zou meten ‘de aangeboren intelligentie’.
  • Binet – Simon test

Terman voerde het begrip ‘intelligentiequotiënt in’.
* IQ is erfelijk en onveranderlijk
* Ras kwaliteiten Testbeweging nam een grote vlucht.

Testbeweging nam een grote vlucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

VANAF 1925
EERSTE TEKENEN VAN EEN KENTERING

A

Vanaf 1925 begon de manier waarop men naar personen met een verstandelijke beperking keek te veranderen:
1. Iowa Studies: Deze onderzoeken toonden aan dat kinderen met een verstandelijke beperking konden groeien en leren als ze de juiste steun en omgeving kregen.
2. Belangrijke Onderzoekers: Skeels, Oye en Skodak brachten de discussie over ‘nature versus nurture’ weer op gang. Ze stelden dat zowel opvoeding als de sociale omgeving net zo belangrijk zijn voor ontwikkeling als erfelijkheid.
3. Evenwicht Tussen Erfelijkheid en Omgeving: Door deze inzichten begon men te erkennen dat zowel de genen van iemand als hun leefomgeving een rol spelen in hun ontwikkeling.
Deze veranderingen leidden tot een nieuw begrip van verstandelijke beperking, waarbij meer nadruk werd gelegd op ondersteuning en inclusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

NA 1950 tegenstroom!!!

A

Bowlby en Spitz: wezen op het gevaar voor ontwikkelingsstoornissen bij mensen die lange tijd in inrichtingen verbleven (=hospitalisatiesyndroom).

  • Gebrek aan stimulans, aan warme vaste relaties als oorzaken van verwaarlozing en deprivatie.
  • Aangeleerde hulpeloosheid
  • hechtingsonderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

1960: Start aversie voor instituut zorg !!!!
Beschrijving Goffman

A
  1. Onbekwamen: Zoals blinden, wezen, en ouderen.
  2. Gevaar voor Zichzelf: Bijvoorbeeld mensen met geestesziekten.
  3. Gevaar voor de Samenleving: Zoals gevangenissen.
  4. Werkgerelateerd: Bijvoorbeeld het leger of internaten.
  5. Religieuze Instellingen: Zoals kloosters.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kenmerken van deze instituten

A
  • Ze hebben veel controle over de mensen die er verblijven.
  • Ze beperken contact met de buitenwereld.
  • Iedereen doet dezelfde soort activiteiten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gevolgen van leven in zo’n instituut
kennen

A
  1. aantasting persoonlijkheid.
  2. Minder persoonlijke veiligheid.
  3. Minder privacy.
  4. Sterke controle door anderen.
  5. Weinig kans om zelf beslissingen te nemen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

1960 – 1970: disability rights movement

A

Tussen 1960 en 1970 ontstond de ‘disability rights movement’, een beweging die opkwam voor de rechten van mensen met een beperking:
1. Strijd voor Gelijkheid: Mensen met een beperking en hun ondersteuners vochten voor gelijke rechten en kansen, zoals toegang tot onderwijs, werk, en openbare plaatsen.
2. Tegen Discriminatie: Ze wilden een einde maken aan discriminatie en vooroordelen tegen mensen met een beperking.
3. Onafhankelijkheid en Keuzevrijheid: De beweging streefde ernaar dat mensen met een beperking meer controle kregen over hun eigen leven, zoals zelf beslissen waar en hoe ze wilden wonen.
4. Wettelijke Veranderingen: Er werden wetten aangenomen die de rechten van mensen met een beperking beschermden.
Deze periode was een belangrijke tijd voor het verbeteren van de levensomstandigheden en rechten van mensen met een beperking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Normalisatieprincipe !!!!!!!
Kennen

A
  • 3 founding fathers: Nirje, Bank-Mikkelsen, Wolfsensberger
  • Alle personen met een verstandelijke beperking moeten in levensomstandigheden worden gebracht die zo dicht mogelijk de gewone omstandigheden van de samenleving benaderen
  • Recht op:
  • Normaal dagritme
  • Normaal levensritme
  • Normaal jaarritme
  • Normale beleving cyclus
  • Respect voor eigen keuzes en wensen
  • Leven in een biseksuele wereld
  • Normale economische standaarden
  • Het recht om te leven, werken en spelen in normale gemeenschappen, toegang tot dezelfde faciliteiten
  • Normalisatie = de-institutionalisatie
    Desindividualisering binnen instituten = mensen ‘apart’ plaatsen, anderen zie hen als echt verschillend van zichzelf = afwijkende mensen stellen steeds meer anders en bizar gedrag (= self-fulfilling-prophecy).

Mensen volwassener behandelen en sociaal waardevolle rollen helpen vervullen = mensen stellen meer normaal, positief gedrag. Mensen met een beperking moeten tussen mensen zonder een beperking kunnen leven = Inclusief denken.

  • Integratie: leren omgaan met het normale leven.
  • Wolfensberger: integratie waarbij contact tussen mensen met en zonder handicap essentieel is. Hij is ook de grondlegger van het inclusief denken.
  • Ook deze mensen kunnen leren. Via social role valorization
    1. Verhoog het sociale imago van de persoon
    2. verhoog bijhorende competenties
  • Beiden versterken elkaar
    vb. werk als co begeleider in kleuterklas
18
Q

Kritiek op normalisatie denken: kennen!!

A

De kritiek op het normalisatieprincipe in de zorg voor mensen met een beperking omvat enkele belangrijke punten:

  1. Negeren van Verschillen: Er is kritiek dat normalisatie te veel focust op het ‘normaal’ maken van mensen met een beperking, wat kan betekenen dat hun unieke behoeften en verschillen niet worden erkend of gewaardeerd.
  2. Over het Hoofd Zien van Eigen Belevingswereld: Er is zorg dat door de nadruk op integratie en aanpassing, de eigen belevingswereld en cultuur van mensen met een handicap over het hoofd worden gezien. Ze worden verwacht zich aan te passen aan de ‘dominante’ cultuur.
  3. Gevaar van Micro-Institutionalisme: Dit houdt in dat zelfs binnen meer geïntegreerde settings, zoals kleine groepswoningen, institutionele patronen en beperkingen kunnen blijven bestaan.
  4. Beperking tot Fysiek-Structurele Integratie: Er is ook kritiek dat normalisatie zich te veel richt op fysieke integratie, zoals het wonen in een huis in een normale straat, zonder voldoende aandacht voor echte sociale verbondenheid, contact en participatie in de gemeenschap.
  5. Nieuw Paradigma - Burgerschapsparadigma: Dit is een oproep tot een nieuw denkmodel dat verder gaat dan alleen normalisatie. Het burgerschapsparadigma benadrukt volledige burgerrechten, inclusie, en participatie van mensen met een beperking in de samenleving, met respect voor hun unieke behoeften en ervaringen.
19
Q

Kritiek op normalisatie denken: kennen!!

A
  • Er wordt geen rekening gehouden met het verschil. Oppassen met “normaal maken”, het blijft aanpassen aan de norm.
  • Er wordt voorbijgegaan aan **eigen belevingswereld **van personen met een handicap, ze moeten zich ‘accultureren’.
  • Gevaar van ‘micro-institutionalisme’
  • Beperkt tot het fysiek-structurele, een huis in de straat betekent nog geen contact en verbondenheid of participatie.
  • Nieuw paradigma: burgersschapsparadigma
20
Q

De drie ‘founding fathers’ Nirje, Bank-Mikkelsen, en Wolfensberger introduceerden het concept van normalisatie voor mensen met een verstandelijke beperking

A
  1. Leven in Gewone Omstandigheden: Mensen met een verstandelijke beperking moeten kunnen leven onder omstandigheden die lijken op die van de rest van de samenleving.
  2. Rechten op een Normaal Leven: Dit omvat een normaal dag-, levens- en jaarritme, respect voor persoonlijke keuzes, leven in een biseksuele wereld, normale economische standaarden, en het recht om in normale gemeenschappen te wonen en werken.
  3. Normalisatie = De-Institutionalisering: Dit betekent minder leven in aparte instituten en meer integratie in de samenleving.
  4. Positieve Effecten: Als mensen met een beperking worden behandeld als volwassenen en geholpen worden sociaal waardevolle rollen te vervullen, vertonen ze positiever gedrag.
  5. Integratie en Inclusief Denken: Het idee is dat mensen met een beperking moeten kunnen leven en omgaan met mensen zonder beperking. Wolfensberger benadrukte het belang van inclusief denken en echte integratie.
  6. Kritiek op Normalisatie: Sommigen zeggen dat dit denken geen rekening houdt met de unieke behoeften van mensen met een beperking en dat het te veel focust op ‘normaal maken’, wat kan leiden tot aanpassing aan de norm in plaats van waardering voor diversiteit.
21
Q

Kennen
samenvatting historiek

A
22
Q

Vanaf jaren 90
DE PARADIGMA-OMSLAG VANAF DE JAREN 1990: QUALITY OF LIFE, EMANCIPATIE, EMPOWERMENT EN INCLUSIE

DE GEBOORTE VAN DE ‘DISABILITY STUDIES’

A

Mensen met een beperking zijn gewone burgers, die dankzij ondersteuning kunnen deelnemen aan alle aspecten van de samenleving. Geen reden tot afzonderlijke woon-, vrije tijd, werk- of relatieomgeving = INCLUSIE!

Burgerschapsmodel: mensen met beperking zijn grootste minderheidsgroep (we horen hun niet vaak)
MAAR:
* Hoe ouder de samenleving wordt, hoe meer kans we hebben op het krijgen van een beperking (ongeval, kanker, enz). We gaan ook ooit ondersteuning nodig hebben
* Disability is natural
* 1/7 heeft een beperking

o Het zijn gewone burgers die dankzij ondersteuning kunnen deelnemen aan alle aspecten van de samenleving
o Geen reden tot afzonderlijk woon-, vrije tijd, werk- of relatieomgeving
o Inclusie is een mensenrecht

23
Q

Het nieuwe denken: ondersteuning i.p.v. zorgen voor

A
  • Burgerschapsparadigma
  • Een verschil, geen afwijking
  • Geen persoonskenmerk maar in relatie tot sociale context
  • Interactie tussen individu en samenleving staat centraal
  • Inclusie is een publieke verantwoordelijkheid
  • ! Inclusie, QOL en gelijkheid !
  • Community living = noodzakelijk
  • Deinstitutionalisatie: afbouwen van instituten
  • Self- advocacy: zelf advocaten vereniging
  • Person- centered approaches: persoon moet centraal staan!
24
Q

Het nieuwste denken’: zaken die nog moeilijker te introduceren zijn in de samenleving

A
  • Persoonlijke toekomstplanning: proactief met persoon op weg gaan, hoe wil jij je levensloop hebben
  • Levensverhalen
  • Ervaringsdeskundigheid
  • Inclusief onderwijs
25
Q

Wat is het deceftparadigma, burgerschapsparadigma en ontwikkelingsparadigma,

A

Defectparadigma:
- de nadruk op de tekortkomingen of beperkingen van individuen, vooral als het gaat om onderwijs. Het impliceert dat mensen als “afwijkend” worden beschouwd en dat hun onderwijs moet worden aangepast aan hun vermeende tekortkomingen om ze te laten passen in het onderwijssysteem.

Burgerschapsparadigma:
- de nadruk opinclusie en burgerschap.
- Het streeft naar gelijke kansen en rechten voor alle individuen, inclusief degenen met beperkingen of verschillen. Het moedigt een meer inclusieve benadering van onderwijs en maatschappelijke participatie aan.

Ontwikkelingsparadigma: Dit paradigma
- richt zich op de ontwikkeling en groei van individuen. Het erkent dat
- mensen zich op verschillende manieren ontwikkelen en dat onderwijs moet worden aangepast aan individuele behoeften en capaciteiten. Het omvat het idee dat iedereen kan leren en groeien, ongeacht hun beginpunt.

Veel samenlevingen evolueren van een strikte nadruk op het defectparadigma naar een meer inclusief en ontwikkelingsgericht paradigma, waarbij gelijke kansen en individuele groei worden benadrukt.

Deze veranderingen worden vaak gedreven door maatschappelijke bewustwording, wetgeving voor gelijke rechten en de erkenning van de waarde van diversiteit in de samenleving. Het doel is om onderwijs en ontwikkeling toegankelijker te maken voor alle individuen, ongeacht hun achtergrond of beperkingen.

26
Q

leg het verschil uit tussen inclusie, integratie, segregatie en uitsluiting. + aan welke mensbeelden en historische figuren kan je deze concepten linken? Antwoord kunnen bieden op de vraag: ‘are we there yet?’.
EXAMEN

A

De concepten van inclusie, integratie, segregatie en uitsluiting, samen met de bijbehorende mensbeelden en historische figuren, zijn als volgt:

Inclusie:

Betekenis: Inclusie draait om het volledig accepteren en omarmen van diversiteit in alle aspecten van de samenleving, inclusief volledige deelname en gelijkwaardigheid.
Mensbeeld: Het idee dat iedereen, ongeacht hun beperking, een waardevolle bijdrage kan leveren.
Historische figuren: Wolf Wolfensberger en Bengt Nirje hebben belangrijke bijdragen geleverd aan dit concept met hun ideeën over normalisatie en sociale rolvalorisatie

Integratie:

Betekenis: Integratie verwijst naar het fysiek plaatsen van mensen met een beperking in reguliere omgevingen, maar niet noodzakelijk het bereiken van volledige participatie of gelijkwaardigheid.
Mensbeeld: Mensen met een beperking moeten worden opgenomen in de ‘normale’ samenleving, maar erkent nog steeds verschillen.
Historische figuren: Niels Erik Bank-Mikkelsen en Bengt Nirje waren pioniers in het promoten van integratie door hun werk in de-institutionalisering

Segregatie:

Betekenis: Segregatie betekent het scheiden van mensen met een beperking van de rest van de samenleving, vaak in speciale instellingen of scholen.
Mensbeeld: Mensen met een beperking worden gezien als fundamenteel anders.
Historische figuren: Segregatie was een veel voorkomende praktijk in het verleden zonder specifieke aanhangers, maar wordt nu gezien als een verouderde en discriminerende aanpak

Uitsluiting:

Betekenis: Uitsluiting betekent dat mensen met een beperking volledig worden buitengesloten van deelname aan de samenleving, vaak zonder toegang tot onderwijs, werk of sociale activiteiten.
Mensbeeld: Dit is gebaseerd op een mensbeeld van marginalisatie en discriminatie.
Historische figuren: Uitsluiting was een algemene praktijk in veel vroegere samenlevingen en is niet direct verbonden met specifieke historische figuren

De vraag “Are we there yet?” impliceert een evaluatie van de huidige staat van inclusie en gelijkheid in de samenleving. Hoewel er vooruitgang is geboekt, blijven de uitdagingen van volledige inclusie en gelijkheid bestaan, met een voortdurende inspanning voor verbetering in de benadering van diversiteit en het omgaan met mensen met beperkingen.

27
Q

kennen!!!!

A
28
Q

Are we there yet?
KENNEN!!!!

A

De vraag “Are we there yet?” nodigt uit tot een reflectie op de huidige stand van zaken op het gebied van inclusie en gelijkheid in de samenleving. Deze vraag is bijzonder relevant als het gaat om de manier waarop we omgaan met diversiteit en mensen met beperkingen. Hier zijn enkele kernpunten om deze vraag beter te begrijpen:

Evaluatie van Vooruitgang: Deze vraag erkent dat er op het gebied van inclusie en gelijkheid al stappen zijn gezet. Dit kan bijvoorbeeld zijn in de vorm van wetgeving die discriminatie verbiedt, programma’s die integratie bevorderen, of een grotere bewustwording en acceptatie van diversiteit in de samenleving.

Erkenning van Bestaande Uitdagingen: Tegelijkertijd wijst deze vraag erop dat, ondanks de gemaakte vooruitgang, er nog steeds aanzienlijke uitdagingen bestaan. Deze uitdagingen kunnen variëren van aanhoudende discriminatie en vooroordelen tot structurele barrières die volledige deelname van iedereen in de samenleving belemmeren.

Focus op Volledige Inclusie en Gelijkheid: De vraag suggereert dat het doel is om een samenleving te bereiken waarin iedereen, ongeacht hun achtergrond of beperkingen, volledig kan deelnemen en gelijkwaardig wordt behandeld. Dit betekent niet alleen fysieke of wettelijke inclusie, maar ook sociale en economische integratie.

Voortdurende Inspanning Vereist: De formulering “Are we there yet?” impliceert dat het proces naar volledige inclusie en gelijkheid voortdurend is en voortdurende inspanningen vereist. Het is een erkenning dat, hoewel er vooruitgang is geboekt, de samenleving nog niet het punt heeft bereikt waarop volledige inclusie en gelijkheid een realiteit zijn voor iedereen.

Breed Perspectief op Diversiteit: Deze vraag omvat een breed scala aan diversiteitsaspecten, waaronder **ras, geslacht, seksualiteit, leeftijd, religie, en fysieke of mentale beperkingen. **Het benadrukt het belang van het omarmen van al deze aspecten in de streven naar een inclusieve samenleving.

Kortom, “Are we there yet?” is een krachtige vraag die aanzet tot reflectie op de huidige stand van zaken en de noodzaak van voortdurende inspanningen om een meer inclusieve en gelijke samenleving te realiseren.

29
Q

Voorbeelden Are We There Yet?

A

Inclusie:

Voorbeeld van Vooruitgang: Veel scholen en werkplekken hebben inclusieve praktijken geïmplementeerd, waarbij mensen met beperkingen of uit diverse achtergronden worden opgenomen en ondersteund. Denk aan scholen die kinderen met verschillende leermogelijkheden samen in één klaslokaal plaatsen.
Blijvende Uitdaging: Ondanks dergelijke inspanningen kunnen er nog steeds subtiele vormen van uitsluiting of discriminatie zijn, zoals het ontbreken van volledige toegankelijkheid of gelijke kansen op promotie op de werkplek.

Integratie:

Voorbeeld van Vooruitgang: Gemeenschappen hebben initiatieven ontwikkeld om mensen met beperkingen te integreren, zoals speciale werkprogramma’s of sociale activiteiten.

Blijvende Uitdaging: Deze personen kunnen fysiek aanwezig zijn in ‘normale’ omgevingen, maar ervaren mogelijk nog steeds sociale isolatie of worden niet volledig geaccepteerd door hun leeftijdsgenoten of collega’s.

Segregatie:

Voorbeeld van Verandering: Historisch gezien werden mensen met beperkingen vaak geplaatst in aparte instellingen. Veel van deze instellingen zijn gesloten of omgevormd naar meer integratieve modellen.
Blijvende Uitdaging: Er zijn nog steeds situaties waarin segregatie plaatsvindt, zoals speciale scholen of woongemeenschappen die weinig interactie met de bredere gemeenschap bieden.

Uitsluiting:

Voorbeeld van Verandering: Er zijn wetten en beleidsmaatregelen geïmplementeerd om discriminatie en uitsluiting op basis van ras, geslacht, beperking en andere kenmerken te voorkomen.
Blijvende Uitdaging: Ondanks deze vooruitgang, ervaren sommige groepen nog steeds uitsluiting op gebieden zoals werkgelegenheid, onderwijs en toegang tot diensten.

Deze voorbeelden tonen aan dat er aanzienlijke vooruitgang is geboekt op het pad naar inclusie en gelijkheid, maar dat er nog steeds aanzienlijke uitdagingen en barrières bestaan die moeten worden aangepakt. De vraag “Are we there yet?” benadrukt dat dit een voortdurend proces is dat constante aandacht en inspanning vereist.

30
Q

Specifieke Voorbeelden inclusie

A

Inclusie:
Voorbeeld van Vooruitgang:

Scholen met Gemengde Leeromgevingen:

Sommige scholen hebben klassen waarin kinderen met en zonder beperkingen samen leren. Dit kan variëren van leerlingen met lichte leerstoornissen tot kinderen met fysieke of verstandelijke beperkingen.
Een voorbeeld hiervan is de implementatie van het co-teaching model, waarbij een reguliere leraar en een gespecialiseerde leraar samenwerken om onderwijs te bieden dat aan de behoeften van alle leerlingen voldoet.

Werkplekken met Inclusieve Praktijken:

Bedrijven implementeren beleid en praktijken om een inclusieve werkplek te creëren. Dit kan bijvoorbeeld bestaan uit het
- aanpassen van werkplekken voor werknemers met fysieke beperkingen,
- het aanbieden van flexibele werktijden voor werknemers met chronische ziekten, of
- het organiseren van diversiteitstrainingen voor alle medewerkers.

Blijvende Uitdaging:

Subtiele Vormen van Uitsluiting in Onderwijs:

In scholen kan subtiele uitsluiting plaatsvinden wanneer kinderen met beperkingen niet dezelfde toegang hebben tot buitenschoolse activiteiten of wanneer het curriculum niet volledig is aangepast aan hun leerbehoeften. Dit kan ook voorkomen in de vorm van lage verwachtingen van leraren ten aanzien van de capaciteiten van deze leerlingen.

Beperkte Carrièremogelijkheden op de Werkplek:

Op de werkplek kan er sprake zijn van ongelijkheid in promotiekansen voor werknemers met beperkingen. Dit kan te wijten zijn aan vooroordelen of een gebrek aan ondersteunende structuren die het mogelijk maken voor deze werknemers om hogere posities te bereiken.

Deze specifiekere voorbeelden benadrukken hoe inclusie in de praktijk wordt gebracht en welke uitdagingen er nog bestaan om een volledig inclusieve samenleving te realiseren.

31
Q

Specifieke voorbeelden integratie

A

Intergratie

Voorbeeld van Vooruitgang:

Arbeidsintegratieprogramma’s:

Veel bedrijven en overheidsinstanties hebben programma’s geïmplementeerd om mensen met beperkingen te helpen bij het vinden van werk.
* jobcoaching,
* werkplekaanpassingen en
* flexibele werktijden
Een specifiek voorbeeld is het programma van een groot technologiebedrijf dat specifiek gericht is op het werven en ondersteunen van werknemers met autisme. (microsoft)

Integratie in de Sport:

Sportclubs en recreatieve faciliteiten bieden programma’s aan waar mensen met en zonder beperkingen samen sporten.
Een voorbeeld hiervan zijn geïntegreerde voetbalteams of zwemlessen, waar mensen met verschillende vaardigheden samen trainen en deelnemen.

Blijvende Uitdaging:

Sociale Acceptatie op de Werkplek:

Werknemers met beperkingen kunnen op de werkplek worden geïntegreerd, maar ervaren soms nog steeds
- een gebrek aan sociale acceptatie van collega’s.
- subtiele vormen van uitsluiting, zoals niet uitgenodigd worden voor sociale evenementen of over het hoofd gezien worden bij teamprojecten.

Beperkte Integratie in Scholen:

In het onderwijs kunnen kinderen met beperkingen weliswaar fysiek aanwezig zijn in reguliere klassen, maar zij kunnen moeilijkheden ondervinden in de volledige integratie met leeftijdsgenoten.

Dit kan komen door een gebrek aan aangepaste onderwijsmethoden of beperkte ondersteuning voor sociale integratie.

Deze voorbeelden tonen aan dat er inspanningen worden geleverd om mensen met beperkingen in verschillende aspecten van het maatschappelijk leven te integreren. Echter, de volledige acceptatie en integratie, met name op sociaal en relationeel vlak, blijft een uitdaging. Het is belangrijk om niet alleen fysieke aanwezigheid, maar ook de kwaliteit van de interacties en relaties in acht te nemen bij het beoordelen van integratie.

32
Q

Specifieke voorbeelden segregatie

A

Segregatie:

Voorbeeld van Verandering:

Sluiting van Instellingen:

In het verleden was het gebruikelijk om mensen met ernstige beperkingen te plaatsen in gespecialiseerde instellingen, vaak afgezonderd van de gemeenschap. Een specifiek voorbeeld is de sluiting van grootschalige instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking in verschillende landen, waarbij deze instellingen werden vervangen door kleinschaligere, gemeenschapsgebaseerde woonvormen.

Transformatie van Speciale Scholen:

Speciale scholen die uitsluitend bedoeld waren voor kinderen met bepaalde beperkingen, zijn in sommige gevallen getransformeerd. Deze scholen zijn nu inclusiever en bieden integratieprogramma’s met reguliere scholen, waardoor leerlingen met beperkingen meer interactie hebben met andere leerlingen.

Blijvende Uitdaging:

Bestaan van Gesegregeerde Scholen en Klassen:

Hoewel er stappen zijn gezet naar integratie, bestaan er nog steeds scholen en klassen die exclusief zijn voor kinderen met bepaalde beperkingen. Deze gescheiden onderwijsomgevingen kunnen leiden tot beperkte interactie met leeftijdsgenoten zonder beperkingen, wat de sociale integratie belemmert.

Beperkte Gemeenschapsintegratie in Woonvoorzieningen:

Er zijn woonvoorzieningen voor mensen met beperkingen die nog steeds een vorm van segregatie bieden. Deze kunnen bestaan uit groepswoningen of complexen die fysiek of sociaal geïsoleerd zijn van de bredere gemeenschap. Bewoners van deze voorzieningen hebben vaak beperkte mogelijkheden om te interageren met mensen buiten de woonvoorziening.

Deze specifieke voorbeelden laten zien dat, hoewel er stappen zijn ondernomen om de segregatie van mensen met beperkingen te verminderen, er nog steeds structuren en praktijken bestaan die deze segregatie in stand houden. Het blijft een uitdaging om deze barrières te doorbreken en volledige integratie in de samenleving te bevorderen.

33
Q

Specifieke voorbeelden Uitsluiting

A

Uitsluiting:

Voorbeeld van Verandering:

Anti-Discriminatiewetten:

  • Veel landen hebben wetten aangenomen die discriminatie op de werkplek, in onderwijsinstellingen en in openbare diensten verbieden.
  • Bijvoorbeeld, de Americans with Disabilities Act (ADA) in de Verenigde Staten verbiedt discriminatie tegen mensen met beperkingen in alle gebieden van het openbare leven.

Toegankelijkheidsinitiatieven:

  • Overheden en organisaties hebben stappen ondernomen om fysieke en digitale toegankelijkheid te verbeteren.
  • Dit omvat het aanpassen van gebouwen om ze toegankelijk te maken voor rolstoelgebruikers en het zorgen voor toegankelijke websites voor mensen met visuele of auditieve beperkingen.

Blijvende Uitdaging:

Werkgelegenheidsbarrières:

Ondanks wetten tegen discriminatie, ervaren veel mensen met beperkingen nog steeds moeilijkheden bij het vinden van werk. Dit kan te wijten zijn aan vooroordelen van werkgevers, een gebrek aan ondersteunende werkplekaanpassingen, of beperkte toegang tot professionele opleiding en ontwikkeling.

Beperkte Toegang tot Onderwijs:

In sommige gevallen hebben leerlingen met bepaalde beperkingen geen toegang tot inclusief onderwijs. Dit kan komen door een gebrek aan voldoende getrainde leraren, ontoereikende onderwijsmiddelen of onderwijssystemen die niet flexibel genoeg zijn om aan de diverse behoeften van leerlingen te voldoen.

Toegangsproblemen tot Openbare Diensten:

Mensen met beperkingen kunnen ook obstakels tegenkomen bij het toegang krijgen tot gezondheidszorg, openbaar vervoer of sociale diensten. Dit kan het gevolg zijn van fysieke barrières, communicatieproblemen of een gebrek aan bewustzijn en training onder dienstverleners.

Deze voorbeelden benadrukken dat, hoewel er wetten en beleidsmaatregelen zijn om uitsluiting te voorkomen, de praktische toepassing ervan vaak tekortschiet, wat leidt tot voortdurende uitdagingen voor bepaalde groepen in de samenleving. Het onderkennen en aanpakken van deze uitdagingen is cruciaal voor het realiseren van een volledig inclusieve samenleving.

34
Q

Wat is het defectparadigma?

A

Het defectparadigma is een benadering of zienswijze binnen de orthopedagogiek en gerelateerde velden die personen met een beperking voornamelijk ziet in termen van hun tekortkomingen, beperkingen of defecten. Hier zijn de belangrijkste kenmerken van dit paradigma:

Focus op Tekorten: In het defectparadigma ligt de nadruk op wat mensen met een beperking niet kunnen. Hun beperkingen worden gezien als defecten of tekorten die behandeling of interventie nodig hebben. Dit perspectief benadrukt vaak de medische of biologische oorzaken van de beperking.

Behandelingsgerichte Aanpak: Vanuit dit paradigma worden mensen met beperkingen vaak benaderd als patiënten die medische zorg of therapie nodig hebben. Het doel is meestal om de beperkingen te ‘corrigeren’ of te ‘verbeteren’, in plaats van de persoon te ondersteunen in het omgaan met hun beperking.

Patiënt- of Ziekterol: Mensen met beperkingen worden vaak geïdentificeerd en gedefinieerd door hun beperking, en hun rol in de samenleving wordt voornamelijk gezien als die van een patiënt of iemand die zorg nodig heeft.

Beperkte Integratie in de Samenleving: Dit paradigma leidt vaak tot beperkte sociale integratie van mensen met beperkingen. Omdat de nadruk ligt op hun ‘defecten’, worden ze vaak uitgesloten van reguliere onderwijs- en werkgelegenheidskansen.

Historisch gezien was het defectparadigma dominant in hoe de samenleving mensen met beperkingen behandelde, met name voor de ontwikkeling van de moderne psychiatrie.

Dit paradigma wordt geassocieerd met oudere, meer medische modellen van handicap en de vroege instellingen van de 19e eeuw. Denkers zoals Philippe Pinel worden soms gezien als een overgangsfiguur die van dit paradigma naar meer humane benaderingen ging

In de hedendaagse orthopedagogiek en aanverwante velden is er echter een verschuiving geweest naar meer holistische en mensgerichte paradigma’s die de nadruk leggen op de mogelijkheden, rechten en integratie van mensen met beperkingen in de samenleving.

35
Q

wat is het ontwikkelingsgericht paradigma?

A

Het ontwikkelingsgericht paradigma is een benadering in de orthopedagogiek en aanverwante disciplines die de nadruk legt op
* de ontwikkelingsmogelijkheden en het potentieel van mensen, met name van diegenen met een beperking.
* concentreert op groei, leren en de mogelijkheden van het individu. Hier zijn de belangrijkste aspecten:

Focus op Mogelijkheden en Groei: In tegenstelling tot het defectparadigma, dat zich richt op tekorten en beperkingen, benadrukt het ontwikkelingsgericht paradigma de capaciteiten en ontwikkelingspotentieel van personen met een beperking. Het gaat ervan uit dat iedereen kan leren en groeien, ongeacht hun fysieke, mentale of emotionele uitdagingen.

Educatieve en Ontwikkelingsgerichte Aanpak: Dit paradigma stelt dat onderwijs en ontwikkelingsgerichte interventies cruciaal zijn voor het ondersteunen van de groei van personen met een beperking. Het benadrukt het belang van het aanbieden van aangepaste leerervaringen die passen bij de individuele behoeften en mogelijkheden van het individu.

Innovatieve Onderwijsmethoden: Voorstanders van het ontwikkelingsgericht paradigma, zoals Maria Montessori en Jean Piaget, legden de nadruk op het belang van kindgerichte en ontwikkelingsgerichte onderwijsmethoden. Zij geloofden dat onderwijs afgestemd moet zijn op de ontwikkelingsstadia en unieke leerstijlen van elk kind.

Historische Figuren en Bijdragen:

Maria Montessori: Zij ontwikkelde een onderwijsfilosofie en -methode die het zelfgestuurde leren van kinderen ondersteunt, met een sterke nadruk op respect voor het kind als een capabel individu.
Jean Piaget: Bekend om zijn theorie van cognitieve ontwikkeling, legde Piaget de nadruk op de stadia van cognitieve groei en hoe kinderen de wereld om hen heen begrijpen en erop reageren.
Édouard Séguin en Jean-Marc Gaspard Itard: Beiden waren betrokken bij het werken met mensen met een intellectuele beperking, met een focus op onderwijs en training om hun ontwikkelingspotentieel te maximaliseren​​.

Samengevat, het ontwikkelingsgericht paradigma in de orthopedagogiek en aanverwante velden ziet individuen met een beperking niet als patiënten met een defect, maar als leerlingen met unieke mogelijkheden en potentieel. Het benadrukt het belang van onderwijs, training en persoonlijke ontwikkeling als middelen om hun kwaliteit van leven en integratie in de samenleving te verbeteren.

36
Q

Wat is het burgerschapsparadigma?

A
  • volwaardige burgers met gelijke rechten en plichten.
  • volledige participatie en integratie van personen met beperkingen in de samenleving.

Volledige Rechten en Plichten: Dit paradigma erkent dat personen met beperkingen dezelfde rechten en verantwoordelijkheden hebben als alle andere burgers. Het gaat om het waarborgen van hun burgerrechten, inclusief het recht op onderwijs, werk, wonen, en participatie in het maatschappelijk en cultureel leven.

Ondersteuning voor Kwaliteit van Leven: De focus ligt op het bieden van de nodige ondersteuning zodat individuen met een beperking een kwalitatief hoogwaardig leven kunnen leiden. Dit omvat toegang tot geschikte gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting en werkgelegenheid.

Deelname aan de Gemeenschap: Een belangrijk doel van het burgerschapsparadigma is de actieve deelname van personen met beperkingen in de gemeenschap. Dit houdt in dat zij betrokken zijn bij besluitvormingsprocessen die hen aangaan en dat zij vertegenwoordigd zijn in verschillende maatschappelijke domeinen.

Historische Figuren en Bewegingen:

Belangrijke figuren in de bevordering van dit paradigma zijn onder andere Ed Roberts en Judy Heumann, belangrijke leiders in de disability rights movement.

Wolf Wolfensberger’s concept van Social Role Valorization en Bengt Nirje’s benadrukking van het normalisatieprincipe hebben ook bijgedragen aan het burgerschapsparadigma. Deze concepten pleiten voor het bieden van waardevolle sociale rollen voor mensen met een beperking en het bevorderen van een normaal leven voor hen.

Niels Erik Bank-Mikkelsen wordt erkend voor zijn inspanningen voor de de-institutionalisering en gemeenschapsintegratie, wat overeenkomt met de kerngedachten van het burgerschapsparadigma

In essentie bevordert het burgerschapsparadigma een samenleving waarin iedereen, ongeacht hun beperkingen, wordt gezien en behandeld als een gelijkwaardige burger. Het gaat om het respecteren van de menselijke waardigheid en het verzekeren van gelijkheid en inclusie voor alle leden van de samenleving.

37
Q

Aan welk mensbeeld kan je dit profiel linken, motiveer
IEDEREEN HOORT ERBIJ

A

burgerschapsparadigma.
* volledige burgers die het recht en de plicht hebben om deel uit te maken van de maatschappij op gelijke voet met anderen.
* inclusie, waarbij mensen met een handicap worden gezien als een verrijking voor de samenleving en waarbij de samenleving wordt gezien als een inclusieve cirkel die iedereen insluit.
* burgers met rechten en plichten, en als waardevolle leden van de gemeenschap.
* Het onderstreept het belang van het omarmen van diversiteit en het waarborgen van gelijke kansen voor iedereen.
* In deze visie heeft iedereen, ongeacht hun handicap, een plek in de samenleving en draagt bij aan de maatschappij.
* Het idee van een samenleving als een inclusieve cirkel weerspiegelt de waarden van** gelijkheid, respect en wederzijdse waardering**.

38
Q

Aan welk mensbeeld kan je dit profiel linken, motiveer
Specialisten lossen het op

A

defectparadigma.
* focust op de beperking of het ‘defect’ van de persoon en
ziet professionele zorg en speciaal aangepaste instellingen als de primaire middelen voor ondersteuning en zorg.
* Het suggereert dat mensen met een handicap vooral afhankelijk zijn van specialisten voor hun welzijn en dat hun ‘plaats’ binnen de maatschappij in gespecialiseerde omgevingen is.
* Het bekijkt de persoon met een handicap meer vanuit een medisch perspectief waarbij de nadruk ligt op de behoefte aan behandeling en zorg door deskundigen, en minder vanuit een sociaal model waarbij de persoon volledig geïntegreerd is in alle aspecten van de samenleving.

39
Q

Aan welk mensbeeld kan je dit profiel linken, motiveer
Ze horen er niet bij!

A

uitsluitingsparadigma.
* Dit mensbeeld benadrukt de gedachte dat mensen met een handicap niet volledig deel uitmaken van de samenleving.
* Het ziet personen met een handicap als een groep die kosten en moeite met zich meebrengt en die niet in staat is tot volwaardige participatie in maatschappelijke activiteiten.
* Dit gaat gepaard met** negatieve stereotypering en discriminatie**, waarbij sociale voordelen die worden geboden om gelijkheid te bevorderen, worden gezien als oneerlijk of ongewenst.
* Het is een visie die sterk wordt afgewezen in moderne inclusieve samenlevingen die streven naar gelijke rechten en kansen voor iedereen.

40
Q

Aan welk mensbeeld kan je dit profiel linken, motiveer
Iedereen is anders

A

diversiteitsparadigma of het inclusieparadigma.
* Dit mensbeeld erkent en viert de verschillen tussen mensen en ziet de unieke bijdrage die iedereen, inclusief mensen met een handicap, aan de samenleving kan leveren.
* Het gaat uit van de overtuiging dat iedereen het recht heeft om zichzelf te zijn en dat een handicap geen barrière vormt voor deelname aan de samenleving.
* Personen met een handicap worden erkend voor hun talenten en vaardigheden en worden gezien als integraal onderdeel van de maatschappelijke diversiteit.
* Dit beeld is geworteld in de moderne principes van gelijkheid en inclusie