Personall pronomen & werkwoord Flashcards
1
Q
I am Susy
A
Ik ben Susy
2
Q
Hij geeft twee dagen les en ik drie.
A
He teaches two days and I teach three.
3
Q
We luisteren naar de tekst.
A
We listen to the text.
4
Q
Waar woon je? (Boekelo)
A
Ik woon in Boekelo
5
Q
Woont u ook in Utrecht
A
6
Q
ik luister
A
ik luister
7
Q
A