Comparatief en superlatief Flashcards
Geef het comparatief van klein
kleiner (dan)
Geef het superlatief van klein
(het) kleinst
I’d rather eat fries
Ik eet liever frietjes
Geef het comparatief van weinig
minder (dan)
Geef het comparatief van groot
grooter (dan)
Geef het comparatief van duur
duurder
Geef het superlatief van groot
(het) grootst
Geef het superlatief van duur
(het) duurst
Geef het superlatief van graag
het liefst
I like tomatoes tastier than cucumber
Ik vind tomaten lekkerder dan komkommer
I don’t have it in a smaller size.
Ik heb hem niet in een kleinere maat.
This is the smallest size.
Dit is de kleinste maat.
Geef het comparatief van goed
beter (dan)
Geef het superlatief van goed.
(het) best
Geef het comparatief van veel.
meer (dan)