PB blok 4 kaartjes Flashcards

1
Q

Primaire emoties

A

reactie op omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Secundaire emoties

A

aangeleerde, terugdenken aan oude situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Directe verwerkingsroute

A

via amygdala (fight or flight)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Indirecte verwerkingsroute

A

via cortex naar amygdalav (rationele, lange termijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Basale emotieverwerking

A

Emotie koppelen aan gezichtsuitdrukking van een ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Emotioneel beladen beslissingen nemen

A

Emotionele reactie moet passende vervolgactie hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Emotiebrein

A

Gevoelig voor primaire emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Subcorticale gebieden/limbisch systeem

A

Basale ganglia
amygdala
thalamus
hippocampus
stratium
insula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

basale ganglia

A

beslissingen nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

amygdala

A

emotieverwerking, gezichtsherkenning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

thalamus

A

beweging, gezichten lezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hippocampus

A

Herinneringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

stratium

A

plezier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

insula

A

angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

denkbrein

A

congintieve controle, remmen ongewenst gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

corticale gebieden

A

grijze en witte stofbanen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

grijze stofbanen

A

verwerking kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

witte stofbanen

A

opnemen kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

zelfconcept

A

Categorieën waarin we onzelf zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

zelfwaardering

A

evaluatie op onzelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

identity capital

A

verzameliung van ervaringen, doelen, ideeen en waarden die je als persoon jezelf maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

identiteit

A

hoe we zelf zijn, wie we zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

baseline-zelf

A

lange termijn visie op zelf

24
Q

barometer-zelf

A

visie op zelf die snel kan fluctueren

25
looking glass theory (self)
oordelen van andere gebruiken om eigen waarde en gedrag te bepalen
26
ingebeeld/imaginair publiek
voordurend het gevoel krijgen dat andere je observeren en beoordelen
27
persoonlijke fabel
gevoel dat vreugde/verdriet dat gevoeld wordt, niet bij anderen kan voorkomen en gevoeld kan worden
28
reflecterende appraisals model
zelfwaardering is gebaseerd op meningen en percepties anderen
29
competentiemodel
zelfwaardering gebaseerd op eigen doen
30
contextfactoren hoge zelfwaardering
goede schoolprestaties goede opvoedstijl ouders vriendengroep met hoge sociale status mannen over algemeen hogere zelfwaardering hoge sociaal-economische status ouders positieve feedback
31
contextfactoren lage zelfwaardering
wisselen school slechte opvoedstijl ouders geen specifieke vriendengroep vrouwen algemeen lagere zelfwaardering gebruik internet voor niet communicatieve doeleinden
32
diffusion
geen aanstalen, geen progressie (x exploratie, x binding)
33
foreclosure
niet geëxploreerd, waarden aannemen van ander (x exploratie, wel binding)
34
moratium
experimenteerd, geen definitieve keuze (wel exploreren, geen binding)
35
achievement
coherende en stabiele identiteit, eigen keuze (exploratie, binding)
36
SIT
autonomie focus op loskomen ouders, intrapsychische en emotionele processen
37
ZDT
autonomie focus op gevoel vrije wil en eigen keuze, innerlijke motivatie
38
parental mediation
monitoren social media
39
helikopter ouder
continue boven kind hangen en monitoren
40
snooping
monitoren zonder rekening te houden met privacy kind
41
Autoritair opvoedstijl gevolgen
impulsief pesten macht ruzie prikkelbaar (controlerend, niet responsief)
42
Autoritatief opvoedstijl gevolgen
samenwerken vriendelijk communicatief betrokken (controlerend, responsief)
43
Verwaarlozend opvoedstijl gevolgen
teruggeslagen Egoïstisch overleven moeilijk samenwerken (niet controlerend, niet responsief)
44
permissief opvoedstijl gevolgen
teruggeslagen Egoïstisch dominant onaangepast (niet controlerend, responsief)
45
psychologische controle
ouder probeert te bepalen wie kind is/zou moeten zijn (negatieve invloed autonomie)
46
gedragscontrole
ouder probeert gedrag te reguleren
47
orchideekind
functioneerd goed in goede omgeving en slecht in slechte omstandigheden
48
paardenbloemkind
functiuoneerd goed in alle omstandigheden
49
wederkerige vriendschap
beschouwen elkaar als (beste) vriend
50
Unilaterale vriendschap
vriendschap komt maar van 1 kant
51
invloed van vrienden
mate van verbonden zijn gedragsregels (normen) domeinspecifiek en contextafhankelijk
52
dyadische relatie
(beste vrienden) andere invloed dan normale vrienden
53
sociale ontwikkeling door vrienden
confliucten oplossen smaenwerken open stellen
54
emotionele ontwikkeling door vrienden
uitwisselen intieme gevoelens/gedachten, emotieregulatie, veilige basis
55
cognitieve ontwikkeling door vrienden
gedachten onder woorden brengen, standpunten bekijken
56
statussen
populaire -> veel positieve aandacht verworpen -> weinig positieve, veel negatieve genegeerde -> geen aandacht controversiele -> sommige veel, sommige afwijzen gemiddelde -> doorsnee