Past Simpel And Past Continuous Flashcards
1
Q
Welke tijd is de past simple
A
Verleden tijd
2
Q
Wanneer gebruik je de past simple?
A
Bij feiten/gewoontes en als iets regelmatig gebeurde in het verleden
3
Q
Hoe maak je de past simple?
A
Meestal +ed, behalve bij onregelmatige werkwoorden
4
Q
Wanneer gebruik je de past continuous?
A
Als iets in het verleden aan de gang was
5
Q
Hoe maak je de past continuous
A
Was/were + werkwoord + -ing