Paragraf 4 Flashcards
1
Q
aanpakken
A
to address
2
Q
achterdocht
A
suspicion
3
Q
bereiken
A
to achieve
4
Q
bijwonen
A
to attend
5
Q
blootstellen aan
A
to expose
6
Q
snel boos worden, humeurig zijn
A
having a temper
7
Q
buitengewoon
A
exceptional
8
Q
buitenwijk
A
suburb
9
Q
deel
A
proportion
10
Q
deelnemen
A
to participate
11
Q
deugd
A
virtue
12
Q
gemiddeld
A
on average
13
Q
gevangen nemen
A
to capture
14
Q
hongersnood
A
famine
15
Q
huidig
A
current
16
Q
klacht
A
grievance
17
Q
methode
A
approach
18
Q
middel, middelen
A
means
19
Q
misbruik
A
abuse
20
Q
ondankbaar
A
ungrateful