Paragraf 2 Flashcards
1
Q
doen alsof
A
fake
2
Q
herrijzen
A
resurrect
3
Q
in elkaar zakken
A
collapse
4
Q
koesteren
A
to cherish
5
Q
naar men zegt
A
reportedly
6
Q
rouwen
A
to mourn
7
Q
stofzuiger
A
vacuum cleaner
8
Q
uitgebreid
A
elaborate
9
Q
versterken
A
reinforce
10
Q
vurig
A
fervent
11
Q
waarneming
A
sighting
12
Q
warenhuis
A
department store
13
Q
belatedly
A
erg laat
14
Q
blue-collar worker
A
handarbeiders
15
Q
to crave for
A
stek verlangen naar