Paragraaf 5 Flashcards

1
Q

Oorzaak

A

De reden dat iets gebeurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gevolg

A

De gebeurtenis die plaats vind na een handeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bedoeld (gevolg)

A

Dat gene wat je wilt bereiken. Vaak van te voren bedacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onbedoeld (gevolg)

A

Dat gene wat er gebeurd maar we niet hadden verwacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

-cultureel

A

Hoe mensen denken en wat zij normaal vinden (tradities).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

-economisch

A

Hoe mensen geld verdienen en hoe dit is verdeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

-sociaal

A

Hoe mensen of groepen met elkaar om gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

-politiek

A

Hoe mensen macht verdelen en iets word bestuurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Direct

A

Dat gene wat zorgt voor de gebeurtenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Indirect

A

Iets wat voor een langere periode gebeurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Standplaatsgebondenheid

A

Hoe jij een situatie ervaart. Hangt af van; jezelf, opvoeding, je economische achtergrond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly