Paragraaf 5 Flashcards
Ik kan uitleggen wat de begrippen: regering, kabinet en parlement betekenen:
Regering:
-De koning en ministers.
-Koning bemoeit zich niet actief met het beleid, maar wordt wel wekelijks door de minister president op de hoogte gehouden.
Kabinet:
-Ministers en staatssecretarissen.
-Verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van ons land.
Parlement:
-Eerste en Tweede kamer.
-Heten ook wel staten-generaal.
Ik kan uitleggen wat de belangrijkste taken zijn van ministers en staatssecretarissen:
Ministers:
-Moeten zich verantwoorden tegenover de 1e en 2e kamer.
-Elke minister heeft zijn eigen beleidsterrein.
-Geven leiding aan duizenden ambtenaren.
Staatssecretarissen:
-Is verantwoordelijk voor een deel van het beleidsterrein.
-Moeten zich verantwoorden tegenover de 1e en 2e kamer.
Ik kan uitleggen wat de verhouding is tussen regering en het parlement. (Welke taken hebben zij ten opzichte van elkaar):
Verhouding:
-Regering verantwoordt zich tegenover het parlement.
-Parlement controleert de regering.
Taken regering:
-Dient wetsvoorstellen en begrotingen in.
-Verantwoordt zich tegenover het parlement.
-Voert wetten uit.
Taken parlement:
-Stemt over wetsvoorstellen.
-Controleert of de regering wetten correct uitvoert.
Ik kan beschrijven wat de belangrijkste taken van de koning zijn:
Taken:
-Ondertekenen van alle wetten en verdragen.
-Voorlezen van de troonrede op Prinsjesdag.
-Benoemen van ministers en staatssecretarissen.
-Ons land vertegenwoordigen in het buitenland.
Ik kan benoemen uit hoeveel leden de 1e en 2e kamer bestaan, wat hun taken zijn en Hoenderloo worden verkozen:
Tweede kamer:
-150 leden.
-Wetsvoorstellen indienen (recht van initiatief)
-Aanpassing aan wetsvoorstellen voordragen (recht van amendement)
-De kamer heeft het recht de begroting afkeuren, af te wijzigen of wijzigen (budgetrecht)
-Minister ter verantwoording roepen (interpellatie)
-Gedetailleerd onderzoek naar een onderdeel van het regeringsbeleid (recht van enquête).
-Vragenuurtje (eenmaal in de week). Minister of staatssecretaris moet binnen 3 weken antwoorden (vragen recht).
-Afkeuring of wantrouwen. (Actie)punt voorleggen. (Recht van motie)
-Wet goedkeuren of afwijzen
-Gekozen door Nederlandse verkiezingen.
Eerste kamer:
-75 leden.
-Gekozen door leden van Provinciale Staten.
-Hebben vaak nog andere baan.
-Wetsvoorstellen goed of afkeuren.
-Toets wetsvoorstellen aan de regels van behoorlijke wetgeving en kijkt of er geen fouten of onduidelijkheden in staan.
-Hebben ook recht van interpellatie, enquête en schriftelijke vragen stellen. Ze maken hier alleen weinig gebruik van.
-Zitten niet vast aan regeerakkoord p
Ik kan uitleggen wat coalitie en oppositiepartijen zijn:
De politieke partijen in de 1e en 2e kamer zijn op te delen in coalitie en oppositiepartijen.
Coalitiepartijen:
-Ook wel regeringsfracties genoemd.
-Bestaan uit partijen die ook ministers in de regering hebben zitten.
-De kamerfractie van een regeringspartij steunt meestal voorstellen van de regering.
Oppositiepartijen:
-Bestaan uit partijen diender in de regering zitten.
-Zij zijn het vaak niet eens met de regering.
-Dit betekend dat zij vaker kritische vragen stellen aan een minister en tegen plannen van de regering stemmen.
Ik kan uitleggen hoe de trias politica in NL is opgedeeld. (Je benoemt wie onderdeel is van de verschillende machten):
Wetgevende macht:
-Tweede kamer.
-Eerste kamer.
-Regering.
Uitvoerende macht:
-regering.
Rechterlijke macht:
-Rechters
Ik kan uitleggen hoe de wetgevende, uitvoerende en de rechterlijke macht zich ten opzichte van elkaar verhouden en maak daarbij gebruik van het begrip checks and balances:
Het is een controlemechanisme waardoor de 3 machten elkaar controleren. Zo kan er geen sprake zijn van fraude of machtsmisbruik.
-De burgers kiezen de 2de kamer.
-Het parlement controleert de regering.
-Regering legt verantwoording af aan het parlement.
-Rechterlijke macht controleert ook de regering.