Paragraaf 1 Flashcards

1
Q

Ik kan beschrijven wat we bedoelen met politiek en hierbij voorbeelden noemen:

A

De politiek gaat dus over het nemen van allerlei besluiten om het land te besturen. Die besluiten gaan over zaken van algemeen belang zoals: banen voor jongeren, volksgezondheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ik kan het verschil benoemen tussen een directe en indirecte democratie:

A

Directe democratie:
-Is dat het volk zelf kunnen meebeslissen en stemmen.

Indirecte democratie:
-Volk kiest volksvertegenwoordigers die met een zekere regelmaat bij verkiezingen aan de bevolking verantwoording moet afleggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ik kan uitleggen wat de voor- en nadelen zijn van een directe en indirecte democratie:

A

Direct:
-Voordeel: de burgers hebben het zelf in de hand.
-Nadeel: volk is geen expert.

Indirect:
-Voordeel: kleine groep snellere beslissingen.
-Nadeel: burgers moeten partijen vertrouwen er is een kans dat ze hun afspraken niet nakomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ik kan aan de hand van verschillende kenmerken uitleggen dat Nederland een parlementaire democratie is:

A

-Burgers kiezen parlement via verkiezingen.
-Kabinet moet steeds verantwoording afleggen aan het parlement en dus indirect aan het volk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ik kan beschrijven hoe we in de Grondwet kunnen herkennen dat we in een democratie leven:

A

-Taken en bevoegdheden van de drie politieke machten staan nauwkeurig omschreven.
-Alle Nederlanders vanaf achttien jaar hebben het recht om te stemmen of om verkozen te worden.
-De regels voor politieke besluitvorming zijn vastgelegd.
-De overheid laat de media vrij en moet er ook voor zorgen dat de media over de juiste informatie kunnen beschikken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ik kan beschrijven aan welke kenmerken een dictatuur voldoet:

A

Dictatuur:
-Een machtenscheiding ontbreekt.
-Er is geen onafhankelijke rechtspraak.
-Grondrechten worden niet gerespecteerd.
-Oppositiepartijen zijn vaak verboden.
-Er is overheidsgeweld. Leger en politie zijn machtig.
-Bij verkiezingen is er vaak sprake van fraude en geweld.
-Er bestaat geen vrije pers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ik kan de verschillende soorten dictaturen beschrijven, in een tekst herkennen en toepassen:

A

Ideologische dictaturen:
-Bijvoorbeeld gericht op het communistische gedachtegoed.

Religieuze dictaturen:
-Dictatuur waar wetgeving door religie wordt ingegeven.

Militaire dictaturen:
-Waarbij de macht duidelijk bij het leger ligt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly