Paragraaf 2.2 Flashcards

1
Q

Waar staat Fz voor?

A

Zwaartekracht -> werkt naar beneden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar staat Fv voor?

A

Veerkracht -> werkt omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer is er evenwicht?

A

Als de zwaartekracht even groot is als de veerkracht is er evenwicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar staat Fn voor?

A

Voor de normaalkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een normaalkracht

A

Een kracht die loodrecht op, of vanuit, een voorwerp werkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een uitrekking?

A

Het aantal centimeters waarmee de lengte van de veer toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de nulstand?

A

De lengte bij het begin van de proef, als de veer niet wordt uitgerekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is recht evenredig?

A

Wanneer twee variabelen naar verhouding evenveel toenemen of afnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar staat de letter C voor en leg uit!

A

C= veerconstante -> eigenschap van een veer die aangeeft hoe ver de veer uitrekt, als er een kracht op word uitgeoefend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekent Fres?

A

Fres= resultante -> optel som van alle krachten samen ook wel resulterende kracht, netto kracht of zonkracht genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly