Paragraaf 2,2 Flashcards
1
Q
Sparen
A
Deel van je inkomen niet uitgeven
2
Q
Spaarmotieven
A
Redenen om te sparen
Voor een doel
Uit voorzorg
Voor de rente
3
Q
Rente
A
Beloning voor het sparen
De hoogte van het rentebedrag is afhankelijk van: rentepercentage, hoogte van spaarbedrag en periode dat het geld op de spaarrekening staat
4
Q
Spaardeposito
A
Groot bedrag dat je voor langere tijd vastzet
5
Q
Beleggen
A
Besteed je geld aan iets waarvan je verwacht dat het in waarde zal stijgen. Maar je loopt ook het risico dat je belegging minder waard kan worden
6
Q
aandelen
A
Winst maken door aandelen bij een lage koers te kopen en bij een hogere koers weer te verkopen
7
Q
Koers
A
Is de prijs van de aandelen
8
Q
Obligaties
A
Zijn leningen aan bedrijven of de overheid