p10-11 Flashcards
1
Q
naar de bioscoop gaan
A
ins Kino gehen
2
Q
paardrijden
A
reiten
3
Q
skaten (skateboard)
A
Skaten
4
Q
fietsen
A
Rad fahren
5
Q
media gebruiken
A
Medien nutzen
6
Q
naar de jeugdvereniging gaan
A
in den Jugendverein gehen
7
Q
Tv kijken
A
fernsehen
8
Q
gaan schoppen/ winkelen
A
einen Einkaufsbummel machen
9
Q
dansen
A
Tanzen
10
Q
luieren, rondhangen
A
faulenzen
11
Q
een tentoonstelling bezoeken
A
eine Ausstellung besuchen
12
Q
koken
A
kochen
13
Q
atletiek
A
Leichtathletik
14
Q
muziek luisteren
A
Musik hören
15
Q
basketbal spelen
A
Basketball spielen